Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 18 december 2014
ECLI:NL:RBAMS:2014:8765

werknemer/Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

Geschorste vliegtuigmonteur KLM die wordt verdacht van strafbaar feit (betrokkenheid transport verdovende middelen) heeft recht op loondoorbetaling. Nu weinig openheid van zaken is gegeven over de verdenking en het strafrechtelijk onderzoek, wordt gevorderde wedertewerkstelling afgewezen.

Werknemer is 34 jaar in dienst van KLM, laatstelijk als vliegtuigmonteur. Werknemer is aangehouden in verband met een verdenking van het plegen van een strafbaar feit en in voorlopige hechtenis genomen. Vanaf 17 juni 2014 is geen loon meer betaald. Op 2 september 2014 heeft de strafadvocaat KLM laten weten dat werknemer wegens een posttraumatisch stressstoornis (PTSS) niet tot een gesprek in staat was. Uit een rapport van de Koninklijke Marechaussee (KMar) van begin december 2014 blijkt dat werknemer ervan verdacht wordt dat hij onderhoudsschema’s van vliegtuigen aan medeverdachten levert, waarbij een uitgekozen vliegtuig vanuit een zogenoemd bronland wordt gebruikt voor het transport van verdovende middelen. Werknemer vordert loondoorbetaling vanaf 18 augustus 2014 en wedertewerkstelling. KLM voert verweer en stelt dat de artikelen 7:627 BW ‘geen arbeid geen loon‘ en 6:248 lid 2 BW van toepassing zijn.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat tijdens de hechtenis KLM geen loon aan werknemer verschuldigd is. Wel heeft werknemer vanaf 9 september 2014 recht op loon. Een schorsing of een op non-actiefstelling ligt in de risicosfeer van de KLM en is een oorzaak die in redelijkheid voor haar rekening behoort te komen in de zin van deze bepaling. KLM is derhalve ook tijdens een schorsing verplicht tot doorbetaling van loon. Dat is ook het geval indien KLM een gegronde redenen had om werknemer te schorsen en de schorsing aan hemzelf is te wijten (HR 21 maart 2003, JAR 2003/91). Het wordt redelijk geacht dat KLM, alvorens een beslissing te nemen over werkhervatting door werknemer, eerst een gesprek met hem zou hebben over hetgeen in de maanden ervoor gebeurd was. Werknemer heeft aangevoerd dat hij vanwege PTTS niet eerder dan 9 september 2014 in staat was een gesprek met KLM te voeren. Dat dat zo was, is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden. De bedrijfsarts heeft immers, zo is niet weersproken, niet geconstateerd dat werknemer niet tot een gesprek in staat was. De periode van 28 augustus 2014 tot 9 september 2014 komt voor risico van werknemer, nu hij zich in die periode onvoldoende beschikbaar heeft gehouden voor (een gesprek met) KLM.

Ten aanzien van de gevorderde wedertewerkstelling wordt geoordeeld dat werknemer ondanks herhaald verzoek, weinig openheid van zaken heeft gegeven over de verdenking en het strafrechtelijk onderzoek. Het was voor KLM onduidelijk waarvan werknemer verdacht werd, waar de verdenkingen op waren gebaseerd, dan wel of hij een verklaring had afgegeven. Voorts was en is het voor KLM zonder nadere informatie en zonder inzage in (eventueel geanonimiseerde delen van) het strafdossier moeilijk in te schatten of de verdenking van werknemer verband houdt met het uitvoeren van zijn werkzaamheden bij KLM. In het licht daarvan heeft KLM, ondanks het naar tevredenheid van beide partijen ingevulde dienstverband van werknemer van 34 jaar, redelijkerwijs kunnen besluiten tot schorsing van werknemer. Bovendien wordt meegewogen dat bij beschikking van heden (zie AR 2014-1099) de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden per 1 maart 2015. Werkhervatting door werknemer is thans niet opportuun voor de korte tijd dat de arbeidsovereenkomst nog duurt. Volgt afwijzing van de gevorderde wedertewerkstelling.