Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 april 2014
ECLI:NL:RBAMS:2014:9181

werkgeefster

Het bij voorbaat wraken van voorzitter van wrakingskamer als niet aan gestelde voorwaarden wordt voldaan, is misbruik van recht. Schets juridisch kader omtrent zieke werknemer door rechter ter zitting en weigeren bepaalde vragen te stellen, levert geen grond voor wraking op.

Werknemer heeft zich in de zaak tegen werkgeefster op het standpunt gesteld dat het hem door werkgeefster op 21 en 22 januari 2014 verleende ontslag op staande voet nietig is, omdat hij sinds 19 december 2013 arbeidsongeschikt is. Ter zitting heeft de gemachtigde van werkgeefster aangevoerd dat twijfel bestaat over de arbeidsongeschiktheid van werknemer. De rechter heeft vervolgens aan partijen voorgehouden dat het systeem bij een ziekmelding inhoudt dat indien een werkgever zich niet in de ziekmelding kan vinden, hij een bedrijfsarts kan verzoeken een onderzoek in te stellen. Als de werkgever het niet met het oordeel van de bedrijfsarts eens is, kan hij een deskundigenoordeel vragen bij het UWV. Het is niet aan de werkgever om te beoordelen of een werknemer wel of niet ziek is. Volgens werkgeefster heeft de rechter hiermee de schijn van vooringenomenheid gewekt. Voorts heeft werkgeefster gesteld dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt door zijn weigering bepaalde door haar gemachtigde in de pleitnota voorgestelde vragen te stellen aan haar wederpartij. Deze vragen acht verzoekster van belang omdat uit de beantwoording daarvan kan blijken dat haar wederpartij zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog. Werkgeefster heeft een wrakingsverzoek ingediend. Werkgeefster heeft in de pleitnota vervolgens een viertal voorwaarden geformuleerd waaraan de behandeling van het wrakingsverzoek diende te voldoen, en, indien de wrakingskamer niet aan die voorwaarden voldoet, de voorzitter van de wrakingskamer bij voorbaat gewraakt.

De rechtbank stelt vast dat niet aan de door werkgeefster gestelde voorwaarden is voldaan, zodat het ervoor gehouden moet worden dat werkgeefster een verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer heeft gedaan. De rechtbank kan een verzoek om wraking buiten behandeling laten indien sprake is van misbruik van recht. Dat is hier het geval. Het is niet aan werkgeefster om vooraf voorwaarden te stellen ten aanzien van de wijze van behandeling van haar wrakingsverzoek en om in dat kader op straffe van hernieuwde wraking te eisen dat bepaalde vragen worden gesteld en dat de gewraakte rechter wordt gehouden antwoord te geven, dan wel te reageren op een groot aantal vooraf geformuleerde vragen en klachten. Tegen die achtergrond kunnen de door werkgeefster geformuleerde voorwaarden in samenhang met het daaraan verbonden reeds bij voorbaat gedane voorwaardelijke wrakingsverzoek niet anders worden begrepen dan dat zij ertoe strekken de behandeling van het wrakingsverzoek onmogelijk te maken indien niet wordt voldaan aan de wensen en verlangens van werkgeefster. Aldus is het bij voorbaat jegens de voorzitter van de wrakingskamer ingediende voorwaardelijke wrakingsverzoek evident ongegrond en strekt het slechts ertoe de inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek jegens de rechter te belemmeren of onmogelijk te maken. Dat is misbruik van recht. Het wrakingsverzoek jegens de voorzitter wordt om die reden niet in behandeling genomen.

Het verzoek tot wraking van de rechter wordt afgewezen. Uit het proces-verbaal blijkt dat de rechter op de zitting een juridisch kader heeft geschetst. Dat staat hem vrij, zelfs als dat een voorlopig juridisch inzicht zou inhouden. Ten aanzien van het stellen van vragen staat voorop dat een rechter de gang van zaken tijdens een zitting bepaalt. De gang van zaken op de zitting en de genomen beslissing getuigt niet van vooringenomenheid, zeker niet gelet op de toelichting die de rechter in zijn reactie nog heeft gegeven over het ontbreken van ieder belang bij de vragen. Dat neemt niet weg dat werkgeefster die vragen zelf had kunnen stellen aan haar wederpartij. Niet gebleken is dat zij de rechter om gelegenheid daartoe heeft verzocht. Er is dus geen zwaarwegende, objectief gerechtvaardigde aanwijzing voor de vrees dat de rechter vooringenomen is of dat het hem aan onpartijdigheid zou ontbreken.