Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Bureau Krediet Registratie/werknemer
Rechtbank Gelderland, 5 januari 2015

Stichting Bureau Krediet Registratie/werknemer

Ontbinding arbeidsovereenkomst teammanager wegens vertrouwensbreuk. Tiental tekortkomingen die werknemer worden toegedicht, zijn niet aannemelijk gemaakt. Vergoeding met C=2,5.

Werknemer is sinds 1 september 2011 in dienst van BKR als teammanager finance & control. BKR verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daartoe wordt het volgende aangevoerd. Werknemer is aangesteld om belangrijke veranderingsprocessen binnen de financiële afdeling door te voeren. Als teammanager is hij er verantwoordelijk voor dat BKR beschikt over correcte financiële gegevens, baseert hij daarop zijn adviezen voor het beleid van de directie, verzekert hij de voorgang van de planning & controlcycli en bewaakt hij de op zijn informatie geformuleerde doelstelling. Aanvankelijk functioneerde hij volgens BKR naar tevredenheid, maar dat werd naar mate de tijd verstreek steeds minder. Dat valt ook te lezen in de verslagen van beoordelingsgesprekken. Uit het door X (een door BKR ingeschakelde externe onderzoeker) opgestelde rapport blijkt dat de stilstand in het veranderingsproces bij f&c in belangrijke mate is te wijten aan de persoon en de wijze van leidinggeven van werknemer. BKR heeft geen vertrouwen meer in een goede samenwerking met werknemer. Werknemer verzoekt primair het verzoek af te wijzen en subsidiair een vergoeding met C=2,5 toe te kennen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu werknemer ter zitting heeft aangegeven een terugkeer naar BKR niet te ambiëren, wordt het ontbindingsverzoek toegewezen. De vraag is vervolgens of werknemer een vergoeding toekomt. In het verzoekschrift wordt werknemer een tiental tekortkomingen toegedicht. Werknemer heeft gemotiveerd en onder overlegging van e-mails en memo’s aangevoerd dat hij met een administratieve achterstand is begonnen aan zijn functie en dat hij de grote veranderingen niet kon implementeren, noch het toenemend aantal taken kon vervullen omdat hij telkens (ondanks zijn noodkreten) mankracht tekort kwam en onvoldoende gekwalificeerd personeel ter beschikking had. Op die onderbouwde weerlegging is BKR ter zitting niet concreet ingegaan. Daarmee heeft zij haar stellingen niet aannemelijk gemaakt. Evenmin heeft BKR gereageerd op het verweer dat het rapport van X zowel procedureel als inhoudelijk niet deugt. Dat X op de dag van de op non-actiefstelling van werknemer zijn taken en functie heeft overgenomen, voorziet het rapport van een heel andere lading. BKR had dit rapport niet mogen gebruiken bij haar oordeelsvorming. Wat uit de overgelegde stukken wel naar voren komt, is dat werknemer vanaf het begin zijn best heeft gedaan om aan de doelstellingen te beantwoorden en dat zijn hulpvragen genegeerd werden, waardoor de druk op de afdeling f&c toenam. Dat hij uit frustratie daarover weleens zijn beklag heeft gedaan bij anderen, is voorstelbaar. Dat heeft niets met gezagsondermijning te maken. Voor zover BKR van mening was dat werknemer disfunctioneerde, heeft zij hem geen verbetertraject aangeboden. Nu de veranderingen in de omstandigheden geheel in de risicosfeer van BKR liggen en haar een ernstig verwijt valt te maken, wordt aan werknemer de door hem verzochte vergoeding van € 67.020 toegekend.