Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 24 december 2014
ECLI:NL:RBROT:2014:10801
BSO Zus en Zo B.V./werkneemster
Werkneemster (60 jaar) is op 11 december 2008 in dienst getreden van de BSO in de functie van pedagogisch medewerker/groepsleider. De BSO houdt zich bezig met buitenschoolse opvang van kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar. BSO verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren en voert daartoe het volgende aan. Er hebben zich in de afgelopen jaren enkele incidenten rondom het functioneren en het handelen van werkneemster voorgedaan. Zij schiet tekort in haar functioneren. De rode lijn daarin is dat zij moeite heeft met hectiek/stress, grenzen stellen, overzicht en overwicht hebben op de groep, duidelijk en consequent zijn omtrent de regels en kunnen improviseren als een onvoorziene gebeurtenis daar om vraagt. Het werken met (een groep) kinderen vereist snelheid en alertheid. Werkneemster is traag in haar handelen en niet alert genoeg om in te grijpen voordat er een incident gebeurt. Het is voor de BSO zelfs zo ernstig dat zij thans geen groep kinderen meer durft toe te vertrouwen aan werkneemster, terwijl het zelfstandig en alleen in de groep staan het werk van de groepsleider is. Een tweede groepsleider in de groep is simpelweg financieel niet haalbaar.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast is komen te staan dat werkneemster niet naar behoren functioneert, ook niet nadat zij is overgeplaatst naar een kleinere groep, op een andere locatie. In het bijzonder is gebleken dat werkneemster moeite heeft om leiding/gezag in een groep te hebben en voldoende overzicht te houden, daar waar er in die groep een zorgkindje om extra aandacht vraagt, naast de andere kinderen in de groep. Die conclusie rechtvaardigt niet zonder meer ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Van de BSO mag in de gegeven omstandigheden, in het bijzonder gelet op de relatief hoge leeftijd van werkneemster, worden verwacht dat zij haar werknemer daarin steun en begeleiding biedt, zo nodig met behulp van een coach. Ter zitting heeft de BSO aangegeven dat zij coachinggesprekken met werkneemster heeft gevoerd. Werkneemster heeft dat gemotiveerd weersproken. De kantonrechter heeft uit de door de BSO in het geding gebrachte stukken niet kunnen vaststellen dat dergelijke coachinggesprekken zijn gevoerd. Uit niets blijkt dat de BSO anderszins heeft ingegrepen om het tij te keren, bijvoorbeeld door een verbeterplan op te stellen en werkneemster te begeleiden daarin, terwijl een dergelijk initiatief van haar, als goed werkgever, toch mocht worden verlangd. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.