Rechtspraak
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 15 december 2014
ECLI:NL:OGHACMB:2014:94
Caribbean Teleview Services N.V/de bemiddelaar, bedoeld in artikel 1 van de Arbeidsgeschillenlandsverordening
Ingevolge artikel 14a lid 1 van de Arbeidsgeschillenlandsverordening, voor zover thans van belang, kan de bemiddelaar op verzoek van de werkgever of het bestuur van een vakvereniging van werknemers een referendum houden onder één of meer door hem te bepalen categorieën van werknemers in een bedrijf, teneinde vast te stellen, welke vakverenigingen door de meerderheid van die werknemers wordt aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen. Ingevolge het derde lid deelt de bemiddelaar de werkgever en de desbetreffende vakverenigingen van werknemers de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk schriftelijk mede. Ingevolge het vierde lid is de werkgever verplicht omtrent het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst te onderhandelen met het bestuur van de vakvereniging van werknemers die bij het referendum door de meerderheid van de werknemers werd aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie Aruba c.s. oordeelt als volgt. Artikel 2 lid 3 van het Arbeidsvredebesluit III, noch enige andere wettelijke bepaling, verplicht de bemiddelaar om de door hem binnen een onderneming onderscheiden categorieën van werknemers bij afzonderlijke beschikking vast te stellen. Voor zover de werkgeefster beoogd heeft te betogen dat de bemiddelaar de groep werknemers, behorend tot het managementteam, ten onrechte niet als afzonderlijke categorie heeft erkend, faalt het betoog evenzeer. Tijdens op 27 maart 2013 tussen de bemiddelaar, de werkgeefster en de SMCU gevoerd overleg heeft de bemiddelaar de werkgeefster en de SMCU op de voet van artikel 2 lid 1 van het Arbeidsvredebesluit III gehoord over de vraag, welke categorie of categorieën van werknemers voor deelname aan het referendum in aanmerking komen. Blijkens het in zoverre niet weersproken verslag van dat overleg bestond tussen de bemiddelaar, de werkgeefster en SMCU overeenstemming dat onderscheiden moest worden tussen de categorieën werknemers, managementteam en managers. Dat de bemiddelaar het managementteam als afzonderlijke categorie in aanmerking heeft genomen, blijkt uit de omstandigheid dat hij de werkgeefster, alvorens over deelname van die groep aan het referendum te beslissen, in de gelegenheid heeft gesteld haar standpunt daarover nader toe te lichten. Voorts blijkt de erkenning als afzonderlijke categorie uit de omstandigheid dat de bemiddelaar de beschikking, waarbij hij heeft bepaald dat die categorie voor deelname aan het referendum in aanmerking komt, afzonderlijk van die voor de categorie werknemers aan de werkgeefster heeft verzonden. De werkgeefster betoogt dat de bemiddelaar heeft beschikt in strijd met beginselen van ongeschreven recht, waaronder het materiële en formele zorgvuldigheidsbeginsel, door bij haar in eerste instantie de verwachting te wekken dat werknemers, behorend tot de categorie managementteam, niet tot deelname aan het referendum zouden worden toegelaten en daarop later, zonder daarover met haar te overleggen, terug te komen. Tijdens voormeld overleg op 27 maart 2013 werd geen overeenstemming bereikt over deelname aan het referendum door de categorie managementteam. SMCU stond op het standpunt dat alle werknemers, inclusief het managementteam, eraan moesten deelnemen, terwijl de werkgeefster die groep er niet aan wilde laten deelnemen. De bemiddelaar heeft vervolgens bij wijze van compromis voorgesteld dat alle werknemers aan het referendum zouden meedoen, maar dat twee stembussen zouden worden opgesteld: één voor werknemers behorend tot het managementteam, en één voor de overige werknemers. Mocht blijken dat een meerderheid van de kiezers uit het managementteam tegen SMCU stemde, dan zouden zij alsnog van de ‘bargaining unit’ worden uitgesloten. SMCU stemde direct met dit voorstel in, de werkgeefster wilde eerst overleg voeren op het hoofdkantoor. Voorts werd afgesproken dat de werkgeefster haar standpunt dienaangaande op 3 april 2013 aan de bemiddelaar zou mededelen. Dat de bemiddelaar de werkgeefster bij brief van 3 april 2013 op de hoogte stelde van deelname door de categorie werknemers, waarover tussen de werkgeefster en SMCU geen verschil van mening bestond, geeft onder die omstandigheden geen grond voor het oordeel dat de bemiddelaar bij de werkgeefster daarmee het rechtens te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat de categorie managementteam niet aan het referendum zou deelnemen, nu dat in die brief niet was medegedeeld en de bemiddelaar voorts de werkgeefster bij brief van 4 april 2013, dat wil zeggen de dag, nadat hij haar standpunt inzake deelname van het managementteam aan het referendum ontving, heeft bericht omtrent de deelname van het managementteam. Ook anderszins geeft het aangevoerde daartoe geen grond. Reeds om die reden faalt het betoog.