Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Deltion College/ondernemingsraad Deltion
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 16 februari 2015
ECLI:NL:RBOVE:2015:830

Stichting Deltion College/ondernemingsraad Deltion

Besluit tot vaststelling onderwijsjaarplanning waarmee op grond van de geldende cao de vakantieregeling voor docenten wordt gewijzigd, is een instemmingsplichtig besluit.

Op 28 augustus 2014 heeft het college van bestuur van Deltion de jaarplanning voor het onderwijs van de studenten vastgesteld voor de schooljaren 2015-2016 tot en met 2018-2019 (hierna: het besluit). Daarbij heeft zij besloten de jaarplanning te verdelen in twee semesters. Het tweede semester start altijd op of vlak voor 1 februari. Deze onderwijsplanning heeft tot gevolg dat de studentenvakantie in de zomer wordt gefixeerd op de weken 27 t/m 33. Tot op heden werd voor de studentenvakanties in de jaarplanning aangesloten bij de door het ministerie van OC&W voorgeschreven schoolvakanties voor het voortgezet onderwijs in de regio Noord-Nederland. Op grond van de toepasselijke cao geldt dat het onderwijzend personeel gehouden is vakantieverlof op te nemen in periodes waarin voor hen geen directe onderwijstaken staan ingeroosterd. Tussen de ondernemingsraad (hierna: OR) van Deltion en het college van bestuur van Deltion is in geschil of sprake is van een instemmingsplichtig besluit in de zin van artikel 27 lid 1 onder b WOR. De OR stelt van wel en heeft zich op de nietigheid van het besluit beroepen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Onder verwijzing naar het arrest Holland Casino (HR 20 december 2002, ECLI:HR:2002:AF0155) stelt Deltion dat het bij haar besluit gaat om de vaststelling van de onderwijsjaarplanning en niet om het vaststellen van de vakanties van de docenten, zodat haar besluit niet valt onder de instemmingsplicht van artikel 27 lid 1 WOR. Het besluit heeft echter, anders dan het geval was in het arrest Holland Casino, rechtstreeks betrekking op de vaststelling dan wel wijziging van een onder artikel 27 lid 1 WOR genoemd onderwerp, meer in het bijzonder het onder sub b genoemde onderwerp van de vakantieregeling. Weliswaar ziet het besluit op de jaarplanning (waaronder begrepen de vakantieregeling) voor studenten maar vanwege de geldende cao stelt Deltion daarmee tevens een vakantieregeling voor een groot deel van haar personeel vast, aangezien het onderwijzend personeel gehouden is vakantie op te nemen op momenten dat zij niet voor onderwijstaken zijn ingeroosterd. Er is derhalve sprake van een instemmingsplichtig besluit. Voor deze beoordeling valt tevens steun te vinden in het Bijenkorf-arrest waarop de OR haar verweer heeft gebaseerd (ECLI:NL:HR:2000:AA4770). In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat onder een vakantieregeling als bedoeld in artikel 27 lid 1 onder b WOR moet worden verstaan een regeling die betrekking heeft op de wijze waarop of de periode waarin vakantiedagen kunnen worden opgenomen. De OR voert terecht aan dat Deltion met het thans genomen besluit de periode wijzigt waarin door de docenten vakantie kan of moet worden opgenomen, hetgeen onder het begrip vakantieregeling valt.

  • Wetsartikelen: 27 WOR
  • Onderwerpen: Instemmingsrecht (27 WOR)
  • Trefwoorden: medezeggenschap , instemmingsrecht, onderwijs, docenten en vakantieregeling