Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 4 februari 2015
ECLI:NL:RBROT:2015:1200
werknemer/LSI Project Investment B.V.
Werknemer, tevens bestuurder, vordert betaling van € 510.779,20 bruto van LSI. Hij stelt dat hij op grond van de arbeidsovereenkomst recht heeft op deze vergoeding. LSI vordert in het incident dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. LSI stelt daartoe dat artikel 2:241 BW toepassing mist omdat de vordering in de hoofdzaak een vordering is van een werknemer waarbij geen enkele bepaling uit Boek 2 BW bepalend is of zou kunnen zijn bij de beantwoording van de vraag naar de toewijsbaarheid van de vordering. Daarom is de kantonrechter bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Bovendien staat in het Zaaksverdelingsreglement van deze rechtbank dat arbeidszaken worden behandeld door de kantonrechter, ongeacht of de werknemer een (gewezen) statutair directeur is.
De rechtbank oordeelt als volgt. Tussen partijen staat vast dat werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest bij LSI als bestuurder en dat hij per 1 november 2013 is ontslagen als bestuurder van LSI. Op grond van artikel 2:241 BW neemt de rechtbank kennis van alle rechtsvorderingen betreffende de overeenkomst tussen de vennootschap en de bestuurder, daaronder begrepen de vordering bedoeld bij artikel 2:248 BW, waarvan het bedrag onbepaald is of € 25.000 te boven gaat. Uitleg van deze bepaling brengt mee dat de rechtbank ook na het vennootschapsrechtelijke ontslag bevoegd blijft om van vorderingen op basis van de arbeidsovereenkomst kennis te nemen (HR 17 november 1995, NJ 1996/142). Daarbij is niet van belang of een bepaling uit Boek 2 BW bepalend is voor de toewijsbaarheid van de vordering. De rechtbank gaat voorbij aan de stellingen van LSI over het Zaaksverdelingsreglement. Dat reglement doet niet af aan hetgeen uit de wet voortvloeit over de vraag of de kantonrechter dan wel de rechtbank van een bepaalde rechtsvordering kennisneemt. Het reglement beoogt slechts vast te leggen op welke rechtspraaklocatie de rechtzoekende voor welke zaak terecht kan. Volgt afwijzing van de incidentele vordering.