Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 april 2015
ECLI:NL:GHARL:2015:2523
werknemers/Stichting Teen Challenge Nederland
Werknemers zijn in dienst van Teen Challenge. Teen Challenge is verbonden aan de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en exploiteert onder meer X, alwaar, gebaseerd op bijbelse principes, opvang en begeleiding wordt geboden aan mannen met een levensbeheersend verslavingsprobleem. De arbeidsovereenkomsten zijn in 2010 middels ontbinding geëindigd. Werknemers vorderen diverse looncomponenten, onder meer verwijzende naar de algemeen verbindend verklaarde CAO GZZ die volgens hen van toepassing is. Teen Challenge verweert onder meer met de stelling dat zij niet op de hoogte was van de CAO GZZ en dat werknemers niet tijdig hebben geklaagd.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof verwerpt het beroep op onbekendheid: door de algemeenverbindendverklaring zijn de betrokken cao-bepalingen omtrent het loon en vergoedingen van rechtswege van toepassing. Het beroep op de klachtplicht van artikel 6:89 BW gaat bovendien niet op voor loonvorderingen. Deze regeling is slechts bedoeld voor gevallen waarin geklaagd wordt over een gebrek in geleverde goederen of diensten, niet voor onvoldoende betaald loon als tegenprestatie voor arbeid. Daarvoor geldt de algemene verjaringstermijn van artikel 3:308 BW. Teen Challenge heeft voorts nog opgemerkt dat zij in eerste aanleg ook het verweer heeft gevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat werknemers zich op de algemeen verbindend verklaarde cao beroepen. Daartoe wijst zij op de bijzondere aard van de niet-professionele, vanuit dezelfde geloofsachtergrond en idealen gestarte organisatie en haar financiering, de bijzondere medewerkers en de platte organisatie, waarbinnen geen verantwoording werd afgelegd door projectleiders aan de projectmanager en door de projectmanager aan de directeur. Dit verweer wordt door het hof verworpen. Het mag zo zijn dat werknemers in 2000 uit volstrekt ideële motieven aan het werk op X zijn begonnen, dat wil niet zeggen dat een werkgever mag verlangen dat medewerkers aan die motieven vasthouden. Daarvoor is ook al minder reden wanneer die werkgever zelf een professionaliseringsslag lijkt te willen maken. De zaak wordt aangehouden voor nadere uitlatingen over de hoogte van de verschillende looncomponenten en functie-indelingen.