Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/het College van Burgemeester en Wethouders van Zwolle
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 19 maart 2015
ECLI:NL:RBOVE:2015:1845

werknemer/het College van Burgemeester en Wethouders van Zwolle

Oproepovereenkomst arbeidscontractant is niet geconverteerd in voltijdse of ambtelijke aanstelling. Ontslagbesluit houdt op grond van CAR-UWO geen stand.

Werknemer is met ingang van 20 januari 2012 op basis van een oproepovereenkomst voor onbepaalde tijd bij het college van B&W van Zwolle in dienst getreden als medewerker IV. Partijen zijn bij genoemde overeenkomst (onder meer) overeengekomen dat werknemer geen verplichting heeft om aan een oproep gehoor te geven en dat hij geen aanspraak kan maken op een minimumurengarantie. Op de arbeidsverhouding tussen partijen is de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (hierna: de CAR-UWO) van toepassing. Vanaf juli 2013 heeft werknemer voltijds belastingwerkzaamheden verricht (met name WOZ-taken) en daarnaast wegens ziekteverlof parkeerbezwaren behandeld. Bij besluit van 26 november 2014 heeft het college van B&W besloten tot beëindiging van de oproepovereenkomst per 1 januari 2015. Dit, omdat zij geen behoefte meer heeft aan de inzet van werknemer. Het college van B&W heeft haar besluit gebaseerd op artikel 8:8 van de CAR-UWO. Werknemer beroept zich op de vernietigbaarheid van het ontslag en vordert loondoorbetaling en wedertewerkstelling.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat de vordering tot nietigverklaring, althans vernietiging van het ontslag, niet toewijsbaar is, reeds omdat daarvoor geen plaats is in een kortgedingprocedure. De kantonrechter neemt voorshands tot uitgangspunt dat conform artikel 2:5 van de CAR-UWO sprake is van een arbeidsovereenkomst en wel voor onbepaalde tijd. De stelling van werknemer dat deze arbeidsovereenkomst op enig moment door de aard en omvang van de werkzaamheden is geconverteerd in een voltijdse aanstelling wordt niet gevolgd. Het mag zo zijn dat werknemer sinds juli 2013 anderhalf jaar lang onafgebroken in voltijd voor het college van B&W heeft gewerkt, met het college van B&W is de kantonrechter van oordeel dat daardoor geen ambtelijke aanstelling is ontstaan. Voor zover werknemer zich op het standpunt stelt dat de oproepovereenkomst is geconverteerd in een voltijdse arbeidsovereenkomst, geldt dat die stelling evenmin kan worden gevolgd, nu een wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat het BW niet van toepassing is op de arbeidsverhouding tussen partijen. Artikel 7:615 BW sluit dit uit en partijen heb dit in het oproepcontract niet anders geregeld. Voor ontslag van werknemer als oproepcontractant dient het college van B&W een grond te vinden in hoofdstuk 8 van de toepasselijke CAR-UWO. Het college van B&W heeft blijkens het besluit van 26 november 2014 haar toevlucht gezocht in de in artikel 8:8 van de CAR-UWO genoemde ‘overige gronden’. Blijkens de tekst van dit artikel is die grondslag evenwel alleen van toepassing op ambtenaren met een aanstelling en niet op degenen met een arbeidsovereenkomst. Hoewel het college van B&W tijdens de zitting heeft betoogd dat deze bepaling krachtens een schakelbepaling ook van toepassing is op ambtenaren met een arbeidsovereenkomst, heeft zij die schakelbepaling niet genoemd en heeft de kantonrechter deze in de CAR-UWO ook niet aangetroffen, terwijl een dergelijke bepaling ook niet in het oproepcontract is opgenomen. De kantonrechter is dan ook voorshands van oordeel dat het besluit van 26 november 2014 om de oproepovereenkomst van werknemer per 1 januari 2015 te beëindigen in rechte geen stand kan houden. De gevorderde loondoorbetaling en wedertewerkstelling worden toegewezen. Daarbij geldt dat werknemer conform artikel 2:5:2 van de CAR-UWO aanspraak heeft op uitbetaling van minimaal 15 uur per maand. Dat partijen bij arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat werknemer geen aanspraak kan maken op een minimumurengarantie, doet daaraan niet af. De CAR-UWO is in dit geval leidend. Nu voorshands moet worden aangenomen dat het ontslag op grond van artikel 8:8 van de CAR-UWO geen stand zal kunnen houden, dient het college van B&W een nieuw besluit te nemen omtrent de rechtspositie van werknemer.