Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 4 maart 2015
ECLI:NL:RBNHO:2015:3205
A c.s./Albert Heijn B.V.
Eisers (vier werknemers) zijn voor Albert Heijn werkzaam geweest als uitzendkrachten in het distributiecentrum. In de arbeidsovereenkomsten van deze werknemers is de volgende ontbindende voorwaarde opgenomen: ‘Door ondertekening van deze brief verplicht je je ertoe aanwezig te zijn bij de door Albert Heijn aangeboden Nederlandse taalles (2x per week 2 uur) en de voorgeschreven thuisstudie te volgen (10 uur per week). Het volgen van deze taalles moet ertoe leiden dat je per uiterlijk 15 januari 2015 de Nederlandse taal beheerst op niveau A2. De lessen en de toets die volgt zal worden verzorgd door een onafhankelijk bedrijf. Als je de voornoemde toets waaruit A2 niveau moet blijken niet uiterlijk 15 januari 2015 hebt behaald dan zal jouw arbeidsovereenkomst per 16 januari 2015 eindigen zonder dat enige opzegging vereist is. Voor informatie over het vereiste taalniveau kun je terecht bij je leidinggevende.’ Alle vier de eisers hebben de bedoelde taalcursus gevolgd, doch hebben de eindtoets en de herkansing niet gehaald. Kern van het geschil betreft de vraag of de arbeidsovereenkomsten, door het beroep van Albert Heijn op de ontbindende voorwaarde, rechtsgeldig zijn geëindigd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In het onderhavige geval stelt Albert Heijn de niet onredelijke eis aan haar werknemers dat zij over een basiskennis van het Nederlands beschikken, welke noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun taken. Indien die werknemers daaraan niet voldoen worden zij in de gelegenheid gesteld een cursus te volgen, betaald door Albert Heijn, gericht op het behalen van het niveau A2. Dit betreft een beperkte basiskennis van de Nederlandse taal. Voldoende aannemelijk is geworden in dit kort geding dat de beoordeling of zij dat niveau hebben geheel bij een onafhankelijk instituut berust en dat Albert Heijn daarop geen invloed kan uitoefenen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is er dan ook sprake van een rechtsgeldig overeengekomen ontbindende voorwaarde. Nu de eisers allen zowel voor de toets als voor de herkansing zijn gezakt, moet de arbeidsovereenkomst dan ook geacht worden op de overeengekomen datum te zijn ontbonden. Aan het vorenstaande doet niet af dat Albert Heijn in afwachting van de uitkomst van de toets, na het volgen van de cursus, heeft gedoogd dat eisers zonder de vereiste kennis van de Nederlandse taal werkzaam waren. Zij hebben in die tijd immers, zoals door hen is erkend, uitsluitend de werkzaamheden verricht die zij als uitzendkrachten hebben uitgevoerd. Of overeenkomstig hetgeen tussen de bonden en Albert Heijn is overeengekomen aan eisers een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou moeten zijn aangeboden zonder een dergelijke ontbindende voorwaarde valt in het kader van dit kort geding niet te beoordelen. Deze grond voor de vorderingen is eerst ter zitting aangevoerd en onvoldoende onderbouwd, terwijl Albert Heijn deze stelling van eisers gemotiveerd heeft betwist. Voor de beoordeling ervan zal bewijslevering nodig zijn waartoe dit geding zich niet leent. Volgt afwijzing van de vorderingen.