Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Oost-Brabant, 9 april 2015

werkneemster/werkgeefster

Niet toekennen ontslagvergoeding – omdat werkneemster door VEP-uitkering en WW-uitkering geen inkomsten zou derven tot 65-jarige leeftijd – leidt tot ongerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd. Kennelijk onredelijk ontslag.

Vervolg tussenvonnis. Centrale vraag is of sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag op grond van het gevolgencriterium door het niet toekennen van een ontslagvergoeding en of werkgeefster heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap dan wel een ongerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd heeft gemaakt. Dit nu werkgeefster op de (op grond van het sociaal plan) toe te kennen ontslagvergoeding niet alleen de som van de door werkneemster te ontvangen WW-uitkering tot aan de pensioengerechtigde leeftijd in mindering brengt, maar tevens de actuariële waarde van het opgebouwde vroegpensioen, terwijl werkneemster had willen doorwerken tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De situatie als bedoeld in Aanbeveling 3.5 doet zich in dit geval niet voor. Werkneemster komt niet in een situatie te verkeren dat zij door een ontslagvergoeding bij haar ontslag meer inkomen zou ontvangen dan wanneer zij niet zou zijn ontslagen. Voor werkneemster is ook met een VEP-uitkering (Voorwaardelijk Extra Pensioen) sprake van inkomstenderving over de periode van datum ontslag tot de datum waarop zij 65 jaar wordt. Werkgeefster gaat er in haar berekening ten onrechte van uit dat sprake is van een WW-uitkering naast het VEP. Op grond van artikel 3.5 lid 1 onderdeel a Algemeen Inkomensbesluit socialezekerheidswetten wordt vroegpensioen verrekend met de WW-uitkering. Voor werkneemster betekent dit dat zij bij gebruikmaking van het VEP in het geheel geen WW-uitkering zou ontvangen. Bovendien heeft werkgeefster ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat in de situatie van werkneemster sprake is van een objectief gerechtvaardigd verschil naar leeftijd bij het niet toekennen van een ontslagvergoeding. Naar redelijkheid kan niet van werkneemster worden verwacht dat zij het VEP aanspreekt terwijl zij dan nog steeds inkomsten derft doordat zij geen WW-uitkering ontvangt en zij geen extra pensioenopbouw heeft, in plaats van wel beroep te doen op een WW-uitkering en het VEP als extra ouderdomsvoorziening te behouden. Werkneemster kan haar WW-uitkering niet opplussen met het VEP. Er is sprake van een ongerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd indien werkneemster het VEP zou moeten inzetten om de inkomstenderving te beperken van € 16.362,34 naar € 14.628,34 en dit voor andere werknemers niet aan de orde is. Het verweer dat voor werknemers uit het geboortejaar 1953 nog een voorwaardelijk recht op VEP bestond en daarmee het onderscheid gerechtvaardigd is dat zij wel een aanvulling op de inkomensderving tot aan pensioenleeftijd van werkneemster hebben ontvangen, slaagt derhalve niet. Dit verweer is onvoldoende om het verschil naar leeftijd en het niet toekennen van een ontslagvergoeding aan werkneemster objectief te rechtvaardigen. Bovendien is voldoende aannemelijk gemaakt door werkneemster dat zij door had willen werken tot 65 jaar aangezien de eerst mogelijke vroegpensioendatum voor werkneemster ten tijde van het ontslag al verstreken was en zij er niet voor had gekozen met vroegpensioen te gaan. Als werkneemster had kunnen doorwerken had zij geen inkomensderving gehad en het VEP als extra ouderdomspensioen kunnen inzetten. Werkneemster heeft ervoor gekozen niet met vroegpensioen te gaan en een WW-uitkering aan te vragen. Haar inkomstenderving komt dan uit op € 16.362,64 in tegenstelling tot de werknemers geboren na 1953 en voor 1972 die wel een ontslagvergoeding hebben ontvangen als tegemoetkoming op hun inkomstenderving. Geoordeeld wordt dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Werkgeefster dient alsnog een ontslagvergoeding van € 16.362,34 te betalen.

  • Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
  • Datum uitspraak: 09-04-2015
  • Roepnaam: werkneemster/werkgeefster
  • Zaaknummer: 3177720
  • Nummer: AR-2015-0382
  • Onderwerpen: Leeftijd (WGBL) en Overige (7:681 BW)
  • Trefwoorden: kennelijk onredelijk ontslag, gevolgencriterium, verboden onderscheid naar leeftijd en objectieve rechtvaardiging