Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Noord-Holland, 13 april 2015
werknemer/werkgever
Werknemer is sinds 1 april 2008 in dienst als ICT-consultant. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2014 opgezegd. In verband met interne wijzigingen in de organisatie heeft werkgever per 1 januari 2013 een nieuwe arbeidsovereenkomst aan werknemer voorgelegd. Deze is niet door werknemer ondertekend. Werknemer heeft de beschikking gehad over een leaseauto. Werknemer heeft de voorgelegde ‘Gebruiksovereenkomst voor leaseauto’ niet ondertekend. In april 2012 heeft werknemer werkgever verzocht de leaseovereenkomst voortijdig te beëindigen en heeft hij de auto ingeleverd. Werknemer vordert terugbetaling van € 10.781 bruto van werkgever. Dit bedrag zou de leasemaatschappij als boete aan werkgever hebben opgelegd vanwege het voortijdig inleveren van de auto van werknemer. Werkgever heeft dit bedrag ingehouden op het loon van werknemer. Werknemer stelt echter dat hem is gebleken dat zijn voormalige leaseauto in gebruik is bij een collega. Werkgever heeft derhalve geen boete aan de leasemaatschappij betaald, zodat de inhoudingen op het salaris ten onrechte zijn verricht, aldus werknemer.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verweer van werkgever dat werknemer geen spoedeisend belang heeft bij het gevorderde treft doel. Werknemer heeft geen toereikende redenen gegeven voor het gegeven dat hij (nadat hem in december 2013 kenbaar werd dat werkgever de leaseovereenkomst niet voortijdig had beëindigd en aldus geen boete was opgelegd van een omvang als het bedrag dat door hem aan werkgever via maandelijkse inhoudingen op zijn salaris was voldaan) een jaar heeft geduurd alvorens werkgever in gebreke te stellen, waarna het nog tot 10 maart 2015 heeft geduurd alvorens de gemachtigde van werknemer de kantonrechter heeft gevraagd een datum voor het kort geding vast te stellen. Bovendien is het bestaan en omvang van de vordering onvoldoende aannemelijk geworden. Er is nader onderzoek nodig, waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. Vooralsnog is niet zozeer waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat werkgever niet tot inhouding van het boetebedrag heeft kunnen besluiten. Het is immers werknemer die heeft verzocht de leaseovereenkomst voortijdig te beëindigen. Werkgever is werknemer hierin tegemoet gekomen en werknemer is hierdoor conform de ten deze tussen partijen geldende bepalingen het boetebedrag verschuldigd geworden. Of werkgever nu wel of niet tot beëindiging van de betreffende leaseovereenkomst is overgegaan, regardeert werknemer niet. Hij is een boete verschuldigd geworden omdat hij niet langer gebruik wenste te maken van de hem ter beschikking gestelde leaseauto. De vordering van werknemer wordt afgewezen.