Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/The Olive Tree
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 6 mei 2015
ECLI:NL:OGEAA:2015:18

werknemer/The Olive Tree

Ontslag op staande voet wegens ‘dreigen werk naar de concurrent te sturen’ niet rechtsgeldig.

The Olive Tree is een uitvaartorganisatie. Directeur-grootaandeelhouder is C. Werknemer is in 2009 in dienst getreden van The Olive Tree. Werknemer en C hebben een affectieve relatie gehad. Op 14 februari 2015 is C zonder bericht vertrokken. Op 20 februari 2015 is werknemer op staande voet ontslagen, nadat hij had gedreigd nieuwe lijken naar de concurrent te sturen. Volgens werknemer heeft hij dit gezegd, omdat C was vertrokken, er een liquiditeitsprobleem was en hij gestresst was. De centrale vraag is of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. The Olive Tree vordert in reconventie betaling van onregelmatige bankopnames van werknemer.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelt als volgt. Uit de processtukken en hetgeen is besproken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling volgt dat ten gevolge van het onaangekondigde vertrek van de directeur van The Olive Tree, tevens de partner van werknemer, de heer C, werknemer in een lastig parket raakte en hij veel stress ervoer. Naar het oordeel van het gerecht dienen de uitlatingen, waarvoor werknemer op staande voet werd ontslagen, beoordeeld te worden in het licht van alle feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat werknemer sinds 14 februari 2015 tevergeefs via alle media contact probeerde te krijgen met C, het hele eiland is rondgereden om hem te zoeken, via X vernam dat hij C naar het vliegveld had gebracht, er geen middelen waren om kosten te betalen, een lijk naar de USA getransporteerd diende te worden en werknemer ineens geen toegang meer had tot de CMB-rekening van The Olive Tree. Niet uit te sluiten is dan ook dat de uitlatingen waarvoor werknemer op staande voet werd ontslagen, geduid dienen te worden als een schreeuw om aandacht, in de hoop dat C contact met hem zou opnemen. Daar komt bij dat de wijze waarop werknemer werd ontslagen bepaald niet de schoonheidsprijs verdient. Werknemer heeft immers onweersproken gesteld dat hij geen gelegenheid heeft gekregen om zijn kant van het verhaal te vertellen en zijn gedrag en/of uitlatingen toe te lichten. Op grond van het voorgaande is het gerecht dan ook voorshands van oordeel dat de vereiste dringende reden ontbrak.