Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 mei 2015
ECLI:NL:RBAMS:2015:3235
werknemer/Katoen Natie Amsterdam B.V.
Werknemer is per 1 juli 2002 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) Katoen Natie Amsterdam (hierna: KNA) in de functie van algemeen buitendienstmedewerker. KNA is een bedrijf dat zich richt op de ontvangst en op- en overslag van onder andere cacaobonen. KNA exploiteert magazijnen en loodsen in de haven van Amsterdam en Zaandam. Werknemer was op zaterdag 28 februari 2015 als enige werknemer werkzaam op de locatie Sluis 2. Die dag stond geregistreerd dat zes vrachtwagens cacaobonen zouden komen ophalen, welke vrachtwagens door werknemer beladen dienden te worden. Die zaterdag heeft werknemer ook een zevende vrachtwagen beladen met cacao, zonder deze zevende vrachtwagen vooraf en na afloop te wegen, en zonder hiervoor papieren in te vullen. Naar aanleiding hiervan is werknemer op 2 maart 2015 op staande voet ontslagen. Werknemer beroept zich op de vernietigbaarheid van het ontslag.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat werknemer willens en wetens heeft deelgenomen aan (een poging tot) ontvreemding van een partij cacao. Dat de partij cacao, die zonder te wegen en buiten alle regels om is afgevoerd van het terrein van KNA, mogelijkerwijs later is teruggevonden (werknemer stelt dat, maar KNA voert aan niet te kunnen verifiëren of de door C aangewezen partij ook de ontvreemde partij is) is voor deze zaak niet relevant: ook een poging tot verduistering kan een dringende reden opleveren. De kantonrechter volgt werknemer in diens verklaring dat hij van zijn leidinggevende D opdracht had gekregen de partij cacao zonder hem te wegen te laden in de betreffende vrachtwagen. Of werknemer op het moment dat hij uitvoering gaf aan die opdracht al beseft moet hebben dat het om (een poging tot) ontvreemding van die partij ging, is onvoldoende komen vast te staan. Dat werknemer naar zeggen van KNA later heeft verklaard toen al te hebben beseft ‘dat het om een ongebruikelijke lading ging’ en ‘dat er iets niet klopte’ betekent niet dat werknemer ook wist dat het om zo iets ernstigs als (een poging tot) ontvreemding ging. Onvoldoende is gebleken dat werknemer een dringende reden heeft veroorzaakt, die onmiddellijke beëindiging van het dienstverband rechtvaardigde. Waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat geen sprake was van een geldige dringende reden. De loonvordering over de maand maart 2015 zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. In de heden gewezen beschikking in de ontbindingszaak wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 juni 2015 (zie AR 2015-0490). De loonvordering wordt daarom in deze zaak beperkt tot 1 juni 2015.