Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers c.s./Jacob Berend Antoon Jansen en Gerrit Jan Koers, curator in het faillissement van PaperlinX B.V.
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 10 juni 2015
ECLI:NL:RBOVE:2015:2793

werknemers c.s./Jacob Berend Antoon Jansen en Gerrit Jan Koers, curator in het faillissement van PaperlinX B.V.

Zestien werknemers treden na faillissement in dienst van concurrent. Curatoren hebben geen belang bij handhaving concurrentiebeding na doorstart (derdenbeding ontbreekt). Schorsing concurrentiebeding.

Zestien werknemer zijn in dienst geweest van PaperlinX. In de arbeidsovereenkomsten is een concurrentie- en geheimhoudingsbeding opgenomen. Op 16 april 2015 is PaperlinX failliet verklaard. De curatoren hebben de arbeidsovereenkomsten van de werknemers opgezegd. De werknemers zijn vervolgens voor bepaalde tijd in dienst getreden van Antalis, een directe concurrent van PaperlinX. De curatoren hebben een koopovereenkomst gesloten waarbij de activa van PaperlinX aan A zijn verkocht. Centrale vraag is of de curatoren de zestien werknemers die in dienst zijn getreden van Antalis, aan het met hen overeengekomen concurrentiebeding mogen houden.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Met twee werknemers is geen concurrentiebeding overeengekomen, zodat deze werknemers niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Onjuist is de stelling van de werknemers dat het concurrentiebeding door het faillissement is vervallen. Die stelling is niet op een wettelijke regel gebaseerd en kan evenmin op een andere rechtsregel worden teruggevoerd. Weliswaar bevatte wetsvoorstel 28167 tot wijziging van artikel 7:653 BW de regel dat het concurrentiebeding in geval van een faillissement vervalt, maar dit wetsvoorstel heeft het in de Eerste Kamer (stemming 13 juni 2006) niet gehaald. Eveneens onjuist is de stelling van de werknemers dat het concurrentiebeding moet worden geschorst, omdat het beding in geografisch opzicht onvoldoende is begrensd en daardoor onvoldoende is bepaald. De geldigheid van een concurrentiebeding is daarvan niet afhankelijk. Wel kan een (te) ruim geformuleerd beding na de belangenafweging van artikel 7:653 lid 3 BW worden ingeperkt. De kantonrechter verwerpt ook de stelling van de werknemers dat de curatoren geen aanspraak op nakoming van het concurrentiebeding kunnen maken, omdat zij ten tijde van de opzegging van de arbeidsovereenkomsten de werknemers niet op het concurrentiebeding hebben gewezen. De werking van het beding is immers niet afhankelijk van de vraag of de werkgever (dan wel de curator) tijdig op het beding heeft gewezen. Voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking is, zoals de curatoren terecht hebben betoogd, ook meer nodig dan enkel tijdsverloop. Dat meerdere is gesteld noch gebleken. Wel kan tijdsverloop onder omstandigheden bij de belangenafweging een rol spelen.

De belangenafweging valt in het voordeel van de werknemers uit. De tekst van het onderhavige concurrentiebeding bevat geen clausule (bijv. een derdenbeding) die ertoe strekt belangen van anderen dan die van de werkgever te beschermen, zoals de belangen van de toekomstige koper van de activa, afgezien van de vraag of een dergelijke clausule in rechte wel stand kan houden gegeven (o.m.) HR 23 oktober 1987, ECLI:NL:HR:1987:AD0013 (Hydraudyne). Waar thans geen belang aan de kant van de curatoren meer kan worden vastgesteld – de activatransactie is op of omstreeks 7 mei 2015 gerealiseerd – valt de belangafweging in het voordeel van de werknemers uit. Zij hebben een vrije arbeidskeuze en hebben voor Antalis als werkgever gekozen. Ten overvloede wordt overwogen dat niet is komen vast te staan dat de werknemers bij A in dienst konden treden. De door de werknemers gevorderde schorsing van het concurrentiebeding wordt toegewezen. Wel dienen de werknemers zich aan het geheimhoudingsbeding te houden.