Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Hotel Toren Exploitatie I B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 8 juni 2015
ECLI:NL:RBAMS:2015:3708

werkneemster/Hotel Toren Exploitatie I B.V.

Onduidelijkheid omtrent het al dan niet kunnen verrichten van passende arbeid komt voor rekening van werkgever. Goed werkgeverschap brengt met zich dat werkgever werkneemster naar de bedrijfsarts had gestuurd.

Werkneemster is in dienst van Hotel Toren. Op 6 december 2014 heeft zij zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft geadviseerd rust te houden en gesteld dat werkneemster vanaf 22 december 2014 weer volledig aan het werk kan. Werkneemster heeft het werk hervat, maar heeft zich op 24 december 2014 wederom ziek gemeld. Hotel Toren heeft de ziekmelding niet geaccepteerd en gesteld dat een bezoek aan de bedrijfsarts niet noodzakelijk was, nu er geen nieuwe medische omstandigheden waren. Hotel Toren heeft per 25 december 2014 het loon opgeschort. Op 2 februari 2015 heeft het UWV geoordeeld dat werkneemster op 25 december 2014 ongeschikt was voor haar eigen werk. Sinds 3 maart 2015 verricht werkneemster passende arbeid, inmiddels voor de overeengekomen arbeidsuren. Hotel Toren heeft het loon van werkneemster hervat met ingang van 21 februari 2015. Werkneemster vordert als voorziening kort gezegd loondoorbetaling over de periode 25 december 2014 tot 3 maart 2015, op basis van 95% van haar laatste loon ad € 2.050 bruto, zijnde het loon tijdens ziekte, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Op dit moment is niet met zekerheid te zeggen of werkneemster tussen 22 december 2014 en 21 februari 2015 - de hele in geding zijnde periode - niet alleen ongeschikt is geweest voor haar eigen werk, maar ook de door Hotel Toren aangeboden passende arbeid niet hoefde te verrichten. Daarbij komt dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk wordt waarom werkneemster na 25 december 2014 een gesprek over de door haar te verrichten (passende) arbeid niet hoefde te voeren. In de stukken wordt daarvoor in elk geval geen grond gevonden. Anderzijds had van Hotel Toren - als goed werkgever - kunnen worden verwacht dat zij werkneemster naar de bedrijfsarts had laten gaan, toen duidelijk werd dat werkneemster het feitelijk niet eens was met het oordeel van de bedrijfsarts omtrent de geschiktheid voor eigen werk. Temeer, toen ook nog onduidelijkheid ontstond over hetgeen gelet op haar beperkingen - die ook door Hotel Toren werden en worden onderkend - van werkneemster kon worden verwacht. Indien Hotel Toren daartoe wel was overgegaan, was waarschijnlijk de ontstane onduidelijkheid voor beide partijen opgeheven. Onduidelijkheid die nu onnodig lang (in wezen tot op de dag van vandaag) voortduurt. Daarbij meegewogen dat werkneemster voor haar inkomen afhankelijk is van haar dienstverband en Hotel Toren desnodig het ingevolge dit vonnis betaalde voorschot met verdere betalingen uit hoofde van het dienstverband zal kunnen verrekenen, brengt mee dat de vordering van werkneemster thans (als ordemaatregel) wordt toegewezen. De vordering zal worden toegewezen over de periode van 25 december 2014 tot 21 februari 2015, nu vanaf die laatste datum Hotel Toren stelt de loonbetalingen te hebben hervat, en worden verminderd met de reeds uitgekeerde bedragen in januari 2015. De meegevorderde vakantietoeslag, de wettelijke verhoging, de wettelijke rente of de kosten van het deskundigenoordeel worden echter afgewezen, nu niet zeker is dat (ook) deze vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen, niet voldoende spoedeisend zijn, danwel nog niet verschuldigd zijn.