Rechtspraak
Y/Camping X
X drijft sinds 1994 een camping/recreatiebedrijf met horecagedeelte te Hoogersmilde (verder: de camping). In 1996 zijn X en Y gehuwd buiten iedere gemeenschap van goederen en zonder enig verrekeningsbeding. Y hielp voor haar huwelijk en ook na het sluiten van het huwelijk (wel) mee op de camping. In 2001 zijn partijen wegens huwelijksproblemen tijdelijk uit elkaar gegaan. Vanaf 2004 ontvangt Y maandelijks een bedrag met de omschrijving ‘loon’ op haar rekening van X. De relatie tussen partijen is tot een einde gekomen. Y is vanaf maart 2012 niet meer tot de camping toegelaten en per oktober 2012 is de maandelijkse betaling aan haar gestopt. Bij beschikking van 17 oktober 2012 heeft de toenmalige Rechtbank Assen de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Y vordert thans betaling van het correcte loon conform de CAO Recreatie vanaf 2007. Volgens de kantonrechter is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst maar hebben partijen louter om fiscaaltechnische redenen een arbeidsovereenkomst gesloten.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat het jarenlang uitbetaalde, zeer ver onder het minimummaandloon liggende bedrag dat tot de relatiebreuk nooit is aangevochten, het ontbreken van loonstroken waarvoor hetzelfde geldt, het ontbreken van een werkrooster, van een vakantiekaart en vakantiegeld – ook nimmer aangevochten – en de door de kantonrechter geciteerde passage van wat ter comparitie door Y is verklaard, in onderling verband bezien meer wijzen op het meewerken in het bedrijf van haar echtgenoot dan op het bestaan van een daadwerkelijke arbeidsovereenkomst. De omvang van de feitelijke werkzaamheden ten behoeve van dit bedrijf – waarvoor beide partijen diverse verklaringen in het geding hebben gebracht die elkaar tegenspreken – doet er daarbij niet toe. De kantonrechter heeft die vraag terecht onbeantwoord mogen laten en was niet gehouden tot een nader onderzoek naar de hoeveelheid uren die Y daadwerkelijk aan de camping besteedde (en niet aan de opvoeding van de kinderen die klaarblijkelijk ook deels op de camping plaatsvond). Wel resteert de vraag of indien van een dergelijke fiscale constructie met een arbeidsrechtelijke component gebruik is gemaakt, een der partijen die constructie eenzijdig, zonder opzegtermijn of compensatie kan beëindigen. Het hof is van oordeel dat, daargelaten de door de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 17 oktober 2012 gebezigde redenering, de uitkomst dat X de met Y overeengekomen regeling niet zomaar naar welgevallen mocht beëindigen en gehouden was een bepaalde, op het arbeidsrecht geïnspireerde, termijn in acht te nemen, op zich passend. De precieze modaliteiten van die uitspraak – bijvoorbeeld de vraag of een wettelijke verhoging wel passend is – gaan evenwel het bestek van het onderhavige appel te buiten. Van een overeenkomst van opdracht is evenmin sprake.