Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 1 juli 2015
ECLI:NL:RBNHO:2015:6082
Stichting Evean Zorg/werknemer
Werknemer is op 1 juni 1990 als verpleegkundige in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Evean. Evean maakt deel uit van het zorgconcern Stichting Espria en is actief op onder andere de terreinen thuiszorg, verzorging, verpleging en wonen met zorg. Werknemer is laatstelijk werkzaam als (titulair) directeur, met een jaarsalaris van € 143.053,55 bruto. Evean verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren van werknemer. Evean wijst erop dat er een onoverbrugbaar verschil van inzicht is ontstaan over het functioneren van werknemer, dat verdere samenwerking daardoor volstrekt onmogelijk is geworden en dat Evean het vertrouwen in werknemer als directeur kwijt is. Voor zover aan werknemer een vergoeding wordt toegekend, meent Evean dat deze vergoeding moet worden beperkt tot een bedrag van € 75.000. In dat kader voert Evean aan dat de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) van toepassing is en dat aan die wet zogenoemde reflexwerking toekomt in deze zaak. Het verweer van werknemer strekt primair tot afwijzing van het verzoek. Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt werknemer een vergoeding toe te kennen met C=1,5 (€ 532.044 bruto).
De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu een verdere samenwerking niet meer mogelijk is en de statutair directeur en het voltallige bestuur van de Stichting Espria het vertrouwen in werknemer als directeur kwijt zijn, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden. Ten aanzien van de vergoeding wordt overwogen dat werknemer moet worden aangemerkt als een topfunctionaris als bedoeld in artikel 1.1 onderdeel b onder 5° van de WNT. Werknemer behoort als directeur van Evean immers in ieder geval tot degenen belast met de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon of de gehele instelling, zoals genoemd in dat artikel. Werknemer stelt op zichzelf terecht dat de kantonrechter bij de vaststelling van een vergoeding op grond van artikel 7:685 BW niet gebonden is aan de WNT, maar dat betekent niet dat aan de WNT geen betekenis toekomt. Zoals partijen zelf ook onderkennen door verwijzing naar de door hen genoemde uitspraken, wordt in rechtspraak over het algemeen aangenomen dat aan de WNT in dit verband zogenoemde reflexwerking toekomt. In dit geval is er voldoende grond om af te wijken van het maximumbedrag van de WNT, omdat Evean het gestelde disfunctioneren van werknemer niet aannemelijk heeft gemaakt en toekenning van een vergoeding van maximaal € 75.000 daarom tot een evident onbillijke uitkomst leidt. De vergoeding wordt naar billijkheid gesteld op een bedrag van € 150.000 bruto. Evean heeft verzocht om bij toekenning van een vergoeding te bepalen dat daarop een eventueel recht op wachtgeld van werknemer in mindering komt. De kantonrechter stelt vast dat een eventueel recht op wachtgeld voortvloeit uit de CAO voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraam en Jeugdgezondheidszorg. Partijen zijn het er echter niet over eens of deze cao van toepassing is en of daaruit in dit geval een recht op wachtgeld voortvloeit. Gelet daarop heeft de kantonrechter bij de vaststelling van de vergoeding een mogelijke aanspraak op wachtgeld buiten beschouwing gelaten.