Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Horizon/werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 30 juli 2015
ECLI:NL:RBROT:2015:5575

Stichting Horizon/werkneemster

Ontbinding wegens verstoorde arbeidsrelatie. Kantonrechter vermeldt in dictum dat hij ‘verstaat’ dat werkgeefster kosten van outplacementtraject van maximaal € 3.000 vergoedt en een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand van € 1.000  verstrekt.

Werkneemster is sinds 1 december 2007 in dienst van werkgeefster als leerkracht. Werkgeefster verzoekt ontbinding wegens een verstoorde arbeidsrelatie. Werkgeefster heeft aan werkneemster een outplacementtraject aangeboden en zich bereid verklaard om de daaraan verbonden kosten tot een maximumbedrag van € 3.000 te vergoeden. Daarnaast is zij bereid een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand te betalen van € 1.000. Werkneemster heeft aangevoerd dat zij zich verweert tegen het verzoek, maar dat zij tegelijkertijd moet constateren dat er inderdaad een verschil van inzicht is ontstaan met betrekking tot de wijze waarop in de toekomst haar werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Voor het geval de kantonrechter tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou overgaan, heeft werkneemster verzocht om toekenning van de aangeboden outplacementvergoeding alsmede de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu partijen het erover eens zijn dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding op grond waarvan van werkgeefster niet kan worden verlangd de arbeidsverhouding voort te zetten en dat herplaatsing van werkneemster niet in de rede ligt, aangezien de omstandigheden die tot het onderhavige verzoek hebben geleid zich ook in een andere functie zouden voordoen alsmede dat geen sprake is van enig opzegverbod, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1 onder a BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3 onder g BW. Partijen zijn het er voorts over eens dat bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2015 de opzegtermijn in acht wordt genomen, zodat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onder a BW zal worden ontbonden per genoemde datum van 1 november 2015.

Voor wat betreft de aangeboden outplacementvergoeding en vergoeding van kosten voor rechtsbijstand wordt het volgende overwogen. In het kader van de ontbinding van een arbeidsovereenkomst biedt de wet de kantonrechter slechts de mogelijkheid om twee soorten vergoedingen toe te kennen, te weten de transitievergoeding of de billijke vergoeding. Toekenning van een billijke vergoeding aan een werknemer is – behoudens enkele hier niet van toepassing zijnde uitzonderingen – alleen mogelijk en bedoeld voor een geval waarin sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, zoals onder andere in artikel 7:671b lid 8 onder c BW bepaald. Nu niet is gesteld of gebleken dat daarvan sprake is, kan de kantonrechter de tussen partijen afgesproken vergoedingen op die grond niet toekennen. Evenmin kan die vergoeding worden aangemerkt als transitievergoeding, zodat geconcludeerd moet worden dat een wettelijke basis voor toekenning van die beide onderdelen van de vergoeding ontbreekt. Voor afwijzing van die onderdelen van de vergoeding bestaat echter ook geen grond, nu uit de stellingen van partijen blijkt dat zij daarover overeenstemming hebben bereikt. De kantonrechter neemt de volgende vermelding op in het dictum: ‘de kantonrechter verstaat dat werkgeefster de kosten van het outplacementtraject van werkneemster tot een bedrag van maximaal € 3.000 (exclusief BTW) voor haar rekening neemt alsmede dat werkgeefster een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand van werkneemster verstrekt van € 1.000 te vermeerderen met BTW’.