Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Fundacion Pa Maneho Di Adiccion Aruba (FMAA)
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 8 september 2015
ECLI:NL:OGEAA:2015:286

werkneemster/Fundacion Pa Maneho Di Adiccion Aruba (FMAA)

Preventieve toetsing geldt voor overheidsgesubsidieerde instelling, waarbij overheid geen inmenging heeft in ontslagbeleid.

(Zie ook ECLI:NL:OGEAA:2015:289.) Werkneemster is op 2 september 2013 voor de duur van drie jaar in dienst getreden bij FMAA in de functie van 2e medewerker verslavingszorg. Bij brief van 23 juli 2014 wordt wederom de arbeidsovereenkomst met werkneemster opgezegd per 1 augustus, onder vermelding dat FMAA de gewenste subsidie van het Land niet meer krijgt. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat sprake is van een nietige opzegging en vordert wedertewerkstelling.

Het Gerecht oordeelt als volgt. Vast staat dat FMAA een instelling is die gesubsidieerd wordt door het Land en voorkomt op de begroting van het onderdeel Bureau Ondersteuning Verslavingszorg. Vaste rechtspraak is inmiddels dat een instelling als publiekrechtelijk lichaam in de zin van artikel 2 onderdeel a van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten kan worden beschouwd, indien het aanname- en ontslagbeleid volledig in handen van de overheid ligt. In casu staat vast dat de Ministerraad heeft ingestemd met het aangaan van de arbeidsovereenkomst tussen FMAA en werkneemster. Aldus heeft het Land invloed op de aanname van personeel van FMAA. Tevens staat vast dat het Land invloed heeft op de omvang van het personeelsbestand van FMAA, omdat FMAA voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de personeelskosten volledig gesubsidieerd zijn. Daarentegen is niet komen vast te staan dat het Land ook invloed heeft op het ontslagbeleid. Immers, FMAA heeft ervoor gekozen om werkneemster te laten afvloeien terwijl gesteld nog gebleken is dat het Land op deze keuze invloed heeft gehad. Dit heeft tot gevolg dat FMAA niet gelijk kan worden gesteld aan een publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten (LBA). Aldus is de LBA van toepassing op de arbeidsrelatie tussen partijen. Ingevolge artikel 4 van de LBA kan de arbeidsovereenkomst in beginsel niet worden opgezegd zonder toestemming van de directeur van de directie arbeid. Nu FMAA niet beschikt over een ontslagvergunning is de opzegging nietig. Nu het dienstverband tussen partijen onverminderd in stand is, dient de gevorderde tewerkstelling te worden beoordeeld. Werkneemster heeft niet betwist dat haar loon volledig werd gesubsidieerd, deze subsidie door het Land is beëindigd en voorts is in rechte niet komen vast te staan dat FMAA één of meerdere andere inkomstenbronnen heeft waarmee zij haar personeelskosten zelf zou kunnen dragen. Daar komt bij dat er inmiddels meer dan een jaar is verstreken en FMAA haar ingekrompen organisatie anders heeft moeten inrichten. In het licht hiervan acht het gerecht toewijzing van de gevorderde tewerkstelling anno september 2015 niet langer opportuun. Dit oordeel had mogelijk anders kunnen uitvallen indien werkneemster gemotiveerd had gesteld waarom niet zij maar een ander voor ontslag in aanmerking had dienen te komen, bijvoorbeeld op grond van het anciënniteits- of afspiegelingsbeginsel. Nu werkneemster zich op dit punt niet dan wel onvoldoende heeft uitgelaten, houdt het Gerecht het ervoor dat FMAA op juiste gronden de keuze – hoe vervelend ook – op werkneemster heeft laten vallen. Op grond van het voorgaande is de gevorderde tewerkstelling niet toewijsbaar. Voor het geval de loonvordering van werkneemster wordt toegewezen beroept FMAA zich op matiging. Hiertoe voert FMAA aan dat zij volledig afhankelijk is van de subsidieverstrekking van het Land en dat het Land aanzienlijke bezuinigingsmaatregelen heeft genomen en nog zal moeten nemen, teneinde de overheidsuitgaven terug te dringen. Aldus heeft FMAA geen middelen om het loon van werkneemster te betalen. Tegenover het belang van FMAA om niet veroordeeld te worden tot een onmogelijke prestatie staat het gerechtvaardigde belang van werkneemster, die sedert 1 augustus 2014 geen inkomsten heeft. Werkneemster heeft voorts onweersproken gesteld dat haar verblijf in Aruba afhankelijk is van haar werk bij FMAA en de ten behoeve hiervan aan haar verstrekte verblijfsvergunning. Ook heeft werkneemster onweersproken gesteld dat zij sinds 1 augustus 2014 geen ander werk heeft gevonden. Anders dan [naam van een andere werknemer] woonde werkneemster al in Aruba en is haar schade in dat opzicht beperkter. Om deze reden acht het gerecht toewijzing van de gevorderde loondoorbetaling over de periode augustus 2014 tot en met januari 2015, derhalve gedurende zes maanden, vermeerderd met de vertragings- en wettelijke rente gerechtvaardigd. De rente wordt toegewezen vanaf de successieve vervaldagen ingaande 1 september 2014 tot de dag der voldoening.