Rechtspraak
werknemer/werkgeefsterRechtbank Gelderland, 11 september 2015
werknemer/werkgeefster
Werknemer is sinds 2002 in dienst als chauffeur. Na verkregen toestemming is zijn arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Werknemer vordert voor recht te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk is op grond van het gevolgencriterium. Werkgeefster betwist dat. Werkgeefster voert aan twee keer te hebben aangeboden de WW-uitkering gedurende een bepaalde periode aan te vullen, maar dit voorstel heeft werknemer niet geaccepteerd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De bedrijfseconomische omstandigheden zijn door werknemer niet, dan wel onvoldoende betwist. De gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor werknemer zijn niet gering. Werknemer heeft ter zitting verklaard dat hij momenteel een WW-uitkering heeft en daarnaast af en toe via een uitzendbureau werkzaamheden verricht. Evenwel kan niet worden geoordeeld dat die gevolgen te ernstig zijn in vergelijking met het evidente belang van werkgeefster bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De enkele omstandigheid dat aan werknemer geen (schade)vergoeding is aangeboden maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk, nog daargelaten dat werknemer gedurende enkele maanden is vrijgesteld van werkzaamheden en dat werkgeefster meerdere malen een voorstel heeft gedaan om zijn WW-uitkering aan te vullen. Dat werknemer van dat aanbod geen gebruik heeft gemaakt, kan werkgeefster niet worden aangerekend. Ook de andere argumenten van werknemer – het feit dat hij er in inkomen aanzienlijk op achteruit is gegaan, dat de mogelijkheden voor het vinden van een andere passende baan, mede gelet op zijn leeftijd en zijn eenzijdige arbeidsverleden beperkt zijn (geweest) en het feit dat werkgeefster (gelet op zijn functie) in het verleden niet heeft geïnvesteerd in cursussen en/of opleiding – leiden niet tot een ander oordeel. Volgt afwijzing van de vorderingen.