Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 28 september 2015
ECLI:NL:RBOVE:2015:4490

werknemer/werkgever

Werknemer vordert na arbeidsongeval en ontslag een schadevergoeding op grond van de Richtlijn Economische Kwetsbaarheid. Deelgeschilprocedure leent zich niet voor nader onderzoek, hetgeen wel noodzakelijk is om (verhoogde) economische kwetsbaarheid te kunnen vaststellen

Werknemer is sinds 1996 in dienst geweest in de functie van rubberpersbediende. In 2011 is werknemer een arbeidsongeval overkomen. Werknemer heeft hierdoor uiteindelijk zijn rechterwijsvinger verloren. Na een daartoe door het UWV verkregen vergunning heeft werkgever de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen op 26 maart 2012 opgezegd tegen 1 juli 2012. Werknemer heeft een Ziektewetuitkering van het UWV ontvangen die met ingang van 5 augustus 2014 is beëindigd omdat werknemer na een arbeidsdeskundig onderzoek in staat geacht werd meer dan 65% van zijn maatmanloon te verdienen. Werknemer heeft in de zomer van 2015 een nieuwe baan op basis van een arbeidsovereenkomst voor een half jaar in de functie van bouwopruimer bij een schoonmaakbedrijf. Werknemer verzoekt werkgever te veroordelen ex artikel 6:107 BW een schadevergoeding van € 23.400 te betalen ter compensatie van zijn verhoogde economische kwetsbaarheid.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De letselschaderaad heeft economische kwetsbaarheid in de Richtlijn Economische Kwetsbaarheid als volgt gedefinieerd: ‘Van verhoogde economische kwetsbaarheid is sprake indien in de toekomst door een economisch feit – zoals bijvoorbeeld een ontslag als gevolg van een reorganisatie of een faillissement – een periode van werkloosheid kan intreden die langer duurt dan “normaal” door de door het ongeval ontstane beperkte mogelijkheden. Met een vergoeding voor verhoogde economische kwetsbaarheid wordt deze langere periode van (gedeeltelijke) werkloosheid financieel gecompenseerd.’ Het element ‘in de toekomst’ in deze definitie ziet op de periode nadat het schadebrengende feit, in dit geval het bedrijfsongeval, zich heeft voorgedaan. De enkele omstandigheid dat werknemer reeds als gevolg van een na het ongeval doorgevoerde reorganisatie werkloos is geworden staat aan toepasselijkheid van deze Richtlijn, anders dan door werkgever is betoogd, niet in de weg. Niet onvoorstelbaar is dat het verlies van de rechterwijsvinger tot economische kwetsbaarheid leidt. Om dat en, zo ja, de omvang daarvan vast te stellen zal moeten komen vast te staan wat de beperkingen van werknemer bij het vinden van een baan (dus de economische kwetsbaarheid) waren voor het bedrijfsongeval, inclusief eventuele rugklachten en hoe die economische kwetsbaarheid is sinds het verlies van de rechterwijsvinger. Het verschil daartussen dient te worden vertaald naar een schadevergoeding wegens economische kwetsbaarheid. Daargelaten dat geen algemeen aanvaarde berekeningsmethoden bestaan voor het berekenen van economische kwetsbaarheid, zal er om de vraag naar verhoogde economische kwetsbaarheid te kunnen bepalen nader medisch en arbeidsdeskundig onderzoek noodzakelijk zijn. Immers pas dan kan het verschil in economische kwetsbaarheid voor en na ongeval beoordeeld worden. Anders dan door werkgever aangevoerd is het niet zo dat indien er door rugklachten al sprake is van economische kwetsbaarheid aan schade wegens economische kwetsbaarheid door het verlies van de rechterwijsvinger niet wordt toegekomen. Werkgever heeft werknemer ‘te nemen zoals hij ten tijde van het ongeval was’. Het verschil in economische kwetsbaarheid dient te worden aangemerkt als schade en dient nader te worden begroot. Nu het onderhavige deelgeschil zich niet voor dergelijk ander onderzoek leent, wordt het verzoek afgewezen.