Rechtspraak
werknemer/Chubb Fire & Security N.V.Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2015
werknemer/Chubb Fire & Security N.V.
Werknemer is in 1987 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Chubb. Hem is een leaseauto ter beschikking gesteld. Chubb heeft werknemer meegedeeld dat zijn recht op een auto van de zaak is vervallen per 1 juni 2014. Partijen zijn verdeeld over de vraag of Chubb terecht stelt dat werknemer niet langer in aanmerking komt voor een leaseauto. Chubb stelt daartoe dat werknemer niet (langer) voldoet aan de voorwaarden voor het aanspraak kunnen maken op een leaseauto, omdat hij niet meer dan 15.000 km per jaar rijdt. Chubb beroept zich daarbij op de Bedrijfsautoregeling 2013. Werknemer stelt daarentegen dat de leaseauto deel uitmaakt van het beloningsmodel en dat Chubb daarin niet eenzijdig verandering in kan aanbrengen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Van een ongeclausuleerd recht op een bedrijfsauto is geen sprake. Indien werknemer niet meer aan de in de bedrijfsautoregeling geformuleerde voorwaarde voldoet, vervalt het recht daarop. Anders dat Chubb heeft gesteld, wordt geoordeeld dat de woon-werkkilometers nog steeds meetellen. De redelijkheid en billijkheid brengt mee dat de voorwaarden die door de werkgever worden opgesteld, indien deze onduidelijk zijn (in dit geval ten aanzien van het meetellen van het aantal kilometers woon-werkverkeer), in het voordeel van de werknemer moeten worden uitgelegd. Vervolgens is de vraag of werknemer al dan niet voldaan heeft aan de voorwaarde dat minimaal 15.000 km per jaar gereden moet worden. Geoordeeld wordt dat werknemer in ieder geval in 2014 niet heeft voldaan aan deze voorwaarde. Werknemer heeft nog gesteld dat Chubb geen beroep op de Bedrijfsautoregeling toekomt, omdat zij jarenlang niet de hand heeft gehouden aan de daarin gestelde voorwaarden. Dit verweer passeert de kantonrechter echter, omdat het feit dat een werkgever enige jaren soepel optreedt met de handhaving van de afgesproken voorwaarden, niet meebrengt dat het de werkgever niet meer vrijstaat om deze voorwaarden alsnog toe te passen. Dat geldt te meer nu werknemer onvoldoende de door Chubb gestelde noodzaak om kosten te reduceren heeft weersproken. De vordering van werknemer wordt afgewezen. De reconventionele vordering van Chubb tot terugbetaling van inmiddels betaalde pensioenpremie wordt afgewezen. Doordat de beperkte autokeuze is vervallen, onder handhaving van het premievrije pensioen, moet het ervoor worden gehouden dat de autoregeling en de afspraak over het premievrije pensioen niet langer aan elkaar gekoppeld zijn. Ook indien werknemer niet meer in aanmerking komt voor een bedrijfsauto, blijft zijn aanspraak op premievrij pensioen derhalve geldend.