Rechtspraak
werkgever/werkneemsterRechtbank Midden-Nederland, 30 september 2015
werkgever/werkneemster
Werkneemster is sinds 1 augustus 2010 in dienst als intern begeleider. Werkgever verzoekt op grond van artikel 7:671b en 7:669 lid 3 onderdeel g BW ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werkgever heeft daartoe aangevoerd dat tussen partijen een onoverbrugbaar verschil van inzicht is ontstaan over de wijze waarop in het primair onderwijs taken moeten worden ingevuld en uitgevoerd. Partijen hebben hierover veelvuldig met elkaar gesproken. Pogingen om de verhoudingen te herstellen en weer tot een werkbare situatie te komen, hebben niet tot resultaat geleid. Hiervan kan geen der partijen een verwijt worden gemaakt. Herplaatsing is niet mogelijk gebleken. Werkneemster betwist niet hetgeen door werkgever aan het verzoek ten grondslag is gelegd.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat partijen het er met elkaar over eens zijn dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, dat de verstoring zodanig is dat van werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met werkneemster te laten voortduren en dat geen der partijen hiervan een verwijt treft. Er geldt geen opzegverbod. Op grond van hetgeen over en weer is aangevoerd, is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een redelijke grond voor opzegging, en daarmee voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek wordt daarom ingewilligd.