Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 5 oktober 2015
ECLI:NL:RBAMS:2015:7268

werkneemster/werkgeefster

Opzegging arbeidsovereenkomst zwemdocent niet rechtsgeldig. Geen grond voor non-actiefstelling. Wedertewerkstelling.

Werkneemster is sedert 1 september 2004 in dienst. Laatstelijk was zij werkzaam als zwemdocent en coördinator diplomazwemmen. Tussen partijen zijn diverse geschilpunten ontstaan, onder meer over uitbetaling van overuren. Op 1 juli 2015 is aan werkneemster bericht dat haar arbeidsovereenkomst per dezelfde dag wordt opgezegd. Werkneemster beroept zich op de vernietigbaarheid van de opzegging (art. 7:681 BW) en verzoekt om wedertewerkstelling.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Inmiddels is gebleken dat van een rechtsgeldige opzegging door werkgeefster gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2015, geen sprake is geweest. Tussen partijen staat vast dat het dienstverband tot heden doorloopt. Werkgeefster is haar salarisverplichtingen tot heden nagekomen en er is geen grond om aan te nemen dat zij die zal staken voordat het dienstverband rechtsgeldig ten einde is gekomen. Daarmee is niet aan de voorwaarde voldaan en ligt alleen het verzoek tot wedertewerkstelling ter beoordeling voor. Vast staat voorts dat werkneemster op 1 juli 2015 voor al haar werkzaamheden op non-actief is gezet. Geoordeeld wordt dat daarvoor geen goede reden aanwezig was. Aan een opgelegde non-activiteit worden zeer zware eisen gesteld en naar het oordeel van de kantonrechter was de situatie destijds niet zodanig dat van werkgeefster niet gevergd kon worden werkneemster tot haar werkzaamheden toe te laten, hangende de ontbindingsprocedure. Dat er in die tijd geen zwemlessen werden gegeven, maakt niet uit. Ook in zo’n periode dient een grond voor non-activiteit aanwezig te zijn. Mede gelet op de hiernavolgende beslissing van de kantonrechter op het ontbindingsverzoek van werkgeefster, is de slotsom dat het verzoek van werkneemster tot wedertewerkstelling zal worden toegewezen, zij het beperkt tot haar werkzaamheden als zwemdocente. Daarop zal - zoals werkneemster heeft gevraagd - een dwangsom worden geplaatst. Geoordeeld wordt dat nu in alle verzoeken tegelijk een (eind)beschikking wordt gegeven, het belang van werkneemster bij een provisionele beslissing is komen te vervallen. Dit verzoek wordt derhalve afgewezen.