Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/@ll voltage supply B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 16 oktober 2015
ECLI:NL:RBROT:2015:7563

werknemer/@ll voltage supply B.V.

Collega uitmaken voor nazi kwalificeert niet als dringende reden. Onvoldoende gebleken is dat werknemer er nadrukkelijk op gewezen is dat dergelijke uitlatingen niet zouden worden getolereerd en een ontslag op staande voet tot gevolg zouden kunnen hebben.

Werknemer is op 1 juli 2007 in dienst getreden bij AVS. Laatstelijk is hij werkzaam in de functie van teamleider verkoop. Op 23 juli 2015 is werknemer op staande voet ontslagen. AVS voert als ontslagreden het volgende aan. Tussen werknemer en collega V heeft een voorval plaatsgevonden, waarbij werknemer V heeft afgesnauwd en een prop papier naar zijn hoofd heeft gegooid. Werknemer heeft hiervoor een waarschuwing gekregen. Werknemer heeft vervolgens een sms verstuurd aan de vriendin van V met de tekst ‘veel succes met die nazi van jou’. V heeft dit gemeld aan de directie van AVS. Werknemer is om uitleg gevraagd. Toen werknemer terugkeerde naar de werkplek heeft hij ten overstaan van het gehele team V in luide bewoordingen wederom uitgemaakt voor nazi. Werknemer verzoekt het ontslag op staande voet te vernietigen. Hij betwist dat sprake is van een dringende reden.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het ligt op de weg van de werkgever te bewijzen dat de ontslaggrond zich feitelijk heeft voorgedaan en dat die kwalificeert als dringende reden. Aan bewijslevering komt de kantonrechter echter niet toe, nu de subsidiaire stelling van werknemer dat de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde feiten het gegeven ontslag op staande voet niet kunnen rechtvaardigen, slaagt. De door AVS gegeven redenen voor het ontslag op staande voet zijn onvoldoende (dringend) om het aan werknemer gegeven ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Weliswaar is komen vast te staan dat werknemer zowel in een bericht aan de vriendin van V als tijdens het passeren van V voor anderen hoorbaar het woord nazi heeft gezegd en is het gebruik van deze term niet wenselijk, echter onvoldoende gebleken is dat werknemer er nadrukkelijk op gewezen is dat dergelijke uitlatingen niet zouden worden getolereerd en een ontslag op staande voet tot gevolg zouden kunnen hebben. De gesprekken die hebben plaatsgevonden op 22 en 23 juli 2015 zijn daarvoor onvoldoende, nu niet gebleken is dat werknemer in aansluiting op deze gesprekken een officiële waarschuwing heeft gekregen. AVS heeft nog aangevoerd dat de agressieve houding van werknemer al langer een punt van aandacht is en hij ondanks gesprekken daarover dit gedrag blijft vertonen. Nog daargelaten dat deze feiten niet aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd, is onvoldoende gebleken dat een en ander uitdrukkelijk met werknemer is besproken en is evenmin gebleken dat van deze gesprekken verslagen zijn gemaakt. Een ontslag op staande voet dient als ultimum remedium. In de gegeven omstandigheden lag een minder vergaande maatregel, zoals een laatste waarschuwing, in de rede. De loonvordering wordt toegewezen. Gelet op de beslissing ten aanzien van het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van AVS, wordt de gevorderde wedertewerkstelling afgewezen.