Rechtspraak
VO-Raad c.s./Onderwijsstichting Zelfstandige GymnasiaRechtbank Noord-Holland, 30 september 2015
VO-Raad c.s./Onderwijsstichting Zelfstandige Gymnasia
De VO-Raad, Algemene Onderwijsbond, FNV Overheid, Federatie van Onderwijsvakorganisaties en CNV Connectief (hierna: eisers) zijn cao-partijen bij de CAO Voortgezet onderwijs 2014-2015 (hierna: CAO VO) geweest. Onderwijsstichting Zelfstandige Gymnasia (hierna: OSZG) treedt op als vertegenwoordiger en werkgever van een zestal zelfstandige gymnasia en is lid van de VO-Raad. Eisers zijn in 2008 met de minister van OC&W het Convenant Actieplan Leerkracht van Nederland overeengekomen. Kern van dat convenant is dat het leraarschap aantrekkelijker gemaakt dient te worden, hetgeen onder meer tot uiting moet komen in een betere beloning. In artikel 5.2 van de CAO VO is het entreerecht opgenomen: ‘vanaf 1 augustus 2014 heeft elke leraar met een eerstegraadsbevoegdheid die 50% of meer van zijn lessen binnen structurele formatie geeft in een of meer van de jaren 4 en 5 havo en/of 4,5 en 6 vwo recht op een LD-functie’. Verder wordt bepaald dat het entreerecht per 31 juli 2015 vervalt. Met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) van OSZG is afgesproken dat op de scholen van OSZG het entreerecht niet geldt. Wel zijn andere afspraken gemaakt over het entreerecht. Eisers vorderen dat voor recht wordt verklaard dat OSZG in strijd handelt met artikel 5.2 lid 1 CAO VO en OSZG wordt opgedragen leraren die aan de gestelde eisen voldoen met terugwerkende kracht in een LD-functie te plaatsen, op straffe van een dwangsom.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat van de CAO VO niet mag worden afgeweken op grond van het bepaalde in artikel 1.3 lid 1. Op grond van het derde lid van artikel 1.3 kan een werkgever cao-partijen verzoeken een passende oplossing vast te stellen. OSZG heeft van die laatste mogelijkheid gebruik gemaakt. Cao-partijen hebben daarop laten weten geen reden te zien om af te wijken van artikel 5.2 van de CAO VO. Het verweer van OSZG dat sprake is van willekeur nu eisers actie ondernemen tegen OSZG en niet jegens andere schoolinstellingen wordt verworpen, omdat deze stelling onvoldoende is onderbouwd. OSZG heeft nog aangevoerd dat ze op vrij eenvoudige wijze de toepassing van het entreerecht had kunnen ontduiken zoals veel andere scholen ook hebben gedaan, door de docenten zodanig in te roosteren dat zij per 1 augustus 2014 voor minder dan 50% werden ingeroosterd voor de bovenbouw waardoor zij niet zouden kwalificeren voor de LD-functie. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Niet alleen heeft OSZG niet voor deze weg gekozen, daarnaast is het zo dat - zoals eisers ook hebben aangegeven - waar scholen een door OSZG geschetste handelwijze hebben gevolgd de Commissie van Beroep VO deze praktijk wegens strijd met goed werkgeverschap heeft gesanctioneerd. OSZG voert voorts aan dat eisers hun recht van spreken hebben verloren door nooit enige waarschuwing of actie jegens OSZG te ondernemen. Dit verweer wordt gepasseerd. Er is geen rechtsregel op grond waarvan een partij pas gebonden zou zijn nadat hij eerst gewaarschuwd is. Dat de VO-Raad de cao die per 1 augustus 2015 afliep heeft opgezegd, maakt niet dat daarmee ook de gebondenheid van OSZG aan die cao in het verleden is beëindigd. Niet valt in te zien op grond waarvan de VO-Raad geen belang meer zou hebben bij de procedure.
OSZG heeft uiteengezet dat zij niet zomaar de cao-bepaling over het entreerecht naast zich neerlegt. Zij heeft een eigen promotiebeleid en wil dat graag handhaven. Cao-partijen hebben geen reden gezien om af te wijken van bepalingen in artikel 5.2. Eisers hebben daarbij aangegeven dat het OSZG reeds lange tijd bekend was, namelijk sinds 2008/2009, dat het entreerecht zou worden ingevoerd per 1 augustus 2014. OSZG heeft dit geheel genegeerd en haar eigen (promotie)beleid onverkort voortgezet. OSZG is ook niet in overleg getreden met eisers. Dat wilde OSZG pas nadat zij door eisers was aangesproken. Ongetwijfeld heeft het financiële consequenties voor OSZG om het entreerecht in te voeren. Dat heeft het ook voor andere schoolinstellingen. OSZG heeft het erop aan laten komen en moet daar dan nu de consequenties ook voor aanvaarden. Met eisers is de kantonrechter van oordeel dat het aan partijen bij de cao is om een passende oplossing vast te stellen, zoals ook bepaald in artikel 1.3 lid 3. Er is geen reden waarom de kantonrechter daarin zou treden. De vorderingen van eisers worden toegewezen.