Naar boven ↑

Rechtspraak

Kathleen Greenfield/The Care Bureau Ltd
Hof van Justitie van de Europese Unie, 11 november 2015

Kathleen Greenfield/The Care Bureau Ltd

Wijziging van arbeidsomvang en pro rata toekennen van vakantieverlof over het verleden kan niet ten nadele van de werknemer.

Vanaf augustus 2012 begon Greenfield te werken volgens een schema van twaalf dagen achtereenvolgens werken gevolgd door twee rustdagen als weekend om de twee weken, hetgeen overeenkwam met een gemiddelde van 41,1 werkuren per week. Care zou alle werkuren van Greenfield, met inbegrip van overuren, gebruiken voor de berekening van haar recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon. In november 2012 heeft Greenfield één week vakantie met behoud van loon aangevraagd. Care heeft haar ervan in kennis gesteld dat zij, gelet op de vakantiedagen die zij tussen juni en juli 2012 had opgenomen, haar recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon had uitgeput. Het recht op vakantie met behoud van loon zou worden berekend op de datum waarop de vakantie werd opgenomen, op basis van het werkschema in de twaalf weken voorafgaand aan het opnemen van de vakantie. Aangezien Greenfield vakantie had opgenomen toen zij één dag per week werkte, had zij het equivalent van zeven weken vakantie met behoud van loon opgenomen en derhalve haar recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon uitgeput. Greenfield voert aan dat het nationale recht, gelezen in samenhang met het Unierecht, voorschrijft dat reeds verworven en opgenomen vakantie met terugwerkende kracht opnieuw wordt berekend en aangepast na een verhoging van het aantal werkuren, bijvoorbeeld bij de overgang van deeltijd- naar voltijdarbeid, opdat die vakantie evenredig is met het nieuwe aantal werkuren en niet met het aantal gewerkte uren op de datum waarop die vakantie is opgenomen.

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. Met zijn eerste tot en met derde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of clausule 4, punt 2 van de kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid en artikel 7 van Richtlijn 2003/88 aldus moeten worden uitgelegd dat bij een verhoging van het aantal door een werknemer gewerkte uren het voor de lidstaten verplicht dan wel verboden is om te bepalen dat het reeds verworven, en eventueel opgenomen, recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon opnieuw wordt berekend, in voorkomend geval met terugwerkende kracht, op basis van het nieuwe werkschema van die werknemer, en indien een nieuwe berekening moet worden gemaakt, of die berekening uitsluitend betrekking heeft op het tijdvak waarin de arbeidstijd van die werknemer is toegenomen dan wel op het volledige referentietijdvak. Het recht op de minimale jaarlijkse vakantie met behoud van loon moet in de zin van Richtlijn 2003/88 worden berekend op basis van het aantal dagen, uren en/of delen daarvan dat is gewerkt en dat in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld. Aangaande het tijdvak van arbeid waarop het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon betrekking heeft en de eventuele gevolgen die een wijziging van het werkschema wat het aantal gewerkte uren betreft, kan of moet hebben voor de omvang van het reeds opgebouwde recht op vakantie en de uitoefening van die rechten indertijd, zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak het nemen van de jaarlijkse vakantie in een later tijdvak dan het tijdvak waarin het recht op die vakantie is opgebouwd, geen enkel verband houdt met de tijd die de werknemer tijdens dat latere tijdvak heeft gewerkt (arrest Zentralbetriebsrat der Landeskrankenhäuser Tirols, C-486/08, ECLI:EU:C:2010:215, punt 32). Het Hof heeft voorts reeds geoordeeld dat een wijziging, met name een vermindering, van de arbeidstijd bij de overgang van voltijd- naar deeltijdarbeid het door de werknemer in het tijdvak van voltijdarbeid opgebouwde recht op jaarlijkse vakantie niet kan reduceren (arrest Zentralbetriebsrat der Landeskrankenhäuser Tirols, C-486/08, ECLI:EU:C:2010:215, punt 32, en beschikking Brandes, C-415/12, ECLI:EU:C:2013:398, punt 30). Wat de opbouw van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon betreft, moet bijgevolg een onderscheid worden gemaakt tussen de tijdvakken waarin de werknemer volgens verschillende werkschema’s werkte, aangezien het aantal opgebouwde eenheden jaarlijkse rusttijd in verhouding tot het aantal gewerkte arbeidseenheden voor ieder tijdvak afzonderlijk moet worden berekend. Aan die conclusie wordt niet afgedaan door de toepassing van het in clausule 4, punt 2 van de kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid neergelegde pro rata temporis-beginsel. Het is immers zo dat, zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, de toepassing van dat beginsel weliswaar geschikt is voor de toekenning van jaarlijkse vakantie voor een tijdvak van deeltijdarbeid, aangezien voor een dergelijk tijdvak de vermindering van het recht op jaarlijkse vakantie in vergelijking met datgene dat wordt toegekend voor een tijdvak van voltijdarbeid door objectieve redenen is gerechtvaardigd, maar dit neemt niet weg dat dit beginsel niet achteraf kan worden toegepast op een in een tijdvak van voltijdarbeid verworven recht op jaarlijkse vakantie. Clausule 4, punt 2 van de kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid en artikel 7 van Richtlijn 2003/88 vereisen dus weliswaar niet dat de lidstaten het reeds opgebouwde recht op jaarlijkse vakantie opnieuw berekenen wanneer een werknemer meer uren werkt, maar zij staan er evenmin aan in de weg dat de lidstaten bepalingen vaststellen die gunstiger zijn voor de werknemers en een dergelijke nieuwe berekening maken. Gelet op alle voorgaande overwegingen moet op de eerste tot en met de derde vraag worden geantwoord dat clausule 4, punt 2 van de kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid en artikel 7 van Richtlijn 2003/88 aldus moeten worden uitgelegd dat de lidstaten bij een verhoging van het aantal door een werknemer gewerkte uren niet verplicht zijn om te bepalen dat het reeds verworven, en eventueel opgenomen, recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon met terugwerkende kracht opnieuw wordt berekend op basis van het nieuwe werkschema van die werknemer. Voor het tijdvak waarin de arbeidstijd is toegenomen, moet echter een nieuwe berekening worden gemaakt.

Met zijn vierde en vijfde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of clausule 4, punt 2 van de kaderovereenkomst inzake deeltijdarbeid en artikel 7 van Richtlijn 2003/88 aldus moeten worden uitgelegd dat het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon volgens verschillende beginselen wordt berekend al naargelang het gaat om de vaststelling van de vergoeding ter vervanging van niet-opgenomen jaarlijkse vakantie met behoud van loon die is verschuldigd in geval van beëindiging van het dienstverband, dan wel om de vaststelling van het resterende recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon in geval van behoud van het dienstverband. Benadrukt moet worden dat de berekening van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon losstaat van de berekening van de aan de werknemer verschuldigde financiële vergoeding voor niet-opgenomen jaarlijkse vakantie met behoud van loon, aangezien die vergoeding alleen kan worden bepaald indien eerst de omvang van dat recht wordt berekend. Ten slotte moet eraan worden herinnerd dat Richtlijn 2003/88 geen bepaling bevat waarin uitdrukkelijk wordt geregeld op welke manier de financiële vergoeding ter vervanging van één of meer minimumperioden van jaarlijkse vakantie met behoud van loon moet worden berekend in geval van beëindiging van de arbeidsverhouding (arrest Schultz-Hoff e.a., C-350/06 en C-520/06, ECLI:EU:C:2009:18, punt 57). Het Hof van Justitie EU oordeelt dat clausule 4, punt 2 van die kaderovereenkomst en artikel 7 van Richtlijn 2003/88 aldus moeten worden uitgelegd dat het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon volgens dezelfde beginselen moet worden berekend, ongeacht of het gaat om de vaststelling van de vergoeding ter vervanging van niet-opgenomen jaarlijkse vakantie met behoud van loon die is verschuldigd in geval van beëindiging van het dienstverband, dan wel om de vaststelling van het resterende recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon in geval van behoud van het dienstverband.

  • Onderwerpen: Vakantie
  • Trefwoorden: vakantie, deeltijd, pro rata en vakantieloon