Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27 november 2015
ECLI:NL:RBROT:2015:8706

werkgeefster/werkneemster

Afwijzing verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst arbeidsongeschikte secretaresse wegens bedrijfseconomische redenen. Aan arbeidsongeschikte werknemer komt op grond van artikel 7:671b lid 6 en 7 BW een beroep toe op het opzegverbod tijdens ziekte, ook als het ontbindingsverzoek (op basis van a-grond) geen verband houdt met die ziekte.

Werkneemster is met ingang van 1 mei 2001 voor onbepaalde tijd in dienst getreden in de functie van secretaresse. Op 7 juli 2015 heeft werkgeefster bij het UWV een verzoek ingediend strekkende tot het verkrijgen van toestemming de arbeidsovereenkomst met werkneemster op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. De volgende dag heeft werkneemster zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat werkneemster is uitgevallen ten gevolge van een medisch probleem. Het UWV heeft de gevraagde toestemming geweigerd. Werkneemster heeft zich daarna opnieuw een aantal keer ziek gemeld. Werkgeefster heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel b jo. 7:669 lid 3 onderdeel a jo. 7:671b lid 8 onderdeel a BW en in de ontbindingsbeschikking op te nemen dat aan werkneemster een transitievergoeding van € 21.010,36 verschuldigd is. Aan het verzoek worden bedrijfseconomische redenen ten grondslag gelegd; de maatschap bevindt zich al geruime tijd in een slechte financiële situatie en wordt geconfronteerd met een aanhoudende omzetdaling, enerzijds omdat het aantal advocaten binnen haar organisatie is afgenomen en anderzijds omdat er in zijn algemeenheid minder werk voor advocaten binnenkomt. Toepassing van het afspiegelingsbeginsel leidt ertoe dat de arbeidsovereenkomst van werkneemster hoort te eindigen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Op de voet van artikel 7:671b lid 1 onderdeel b BW kan de kantonrechter op verzoek van de werkgeefster de arbeidsovereenkomst met de werknemer ontbinden indien, zoals hier, het UWV haar toestemming (als bedoeld in art. 7:671a BW) de arbeidsovereenkomst op te zeggen heeft onthouden. Daarbij geldt op grond van artikel 7:671b lid 6 en 7 BW en de wetgeschiedenis daarvan (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 7, p. 86 en Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 50) dat indien de werkgeefster, zoals in dit geval, het ontbindingsverzoek baseert op de zogeheten a-grond (de grond bedoeld in art. 7:669 lid 3 onderdeel a BW), meer bepaald het verval van een arbeidsplaats op grond van bedrijfseconomische omstandigheden anders dan wegens bedrijfsbeëindiging, het ontbindingsverzoek niet toegewezen kan worden indien de werknemer ten tijde van het indienen daarvan ziek was. Uit bedoelde wetgeschiedenis blijkt dat de ratio hiervan is dat de werkgeefster verantwoordelijk is voor de re-integratie van een langdurig zieke werknemer binnen zijn bedrijf. Werkneemster heeft uitdrukkelijk een beroep gedaan op dit opzegverbod. Werkgeefster heeft, onder verwijzing naar de inhoud van de rapportages van de bedrijfsarts, betwist dat werkneemster ten tijde van de indiening van het ontbindingsverzoek wegens ziekte ongeschikt was tot het verrichten van de arbeid, althans dat niet redelijkerwijs verwacht mag worden dat werkneemster binnen vier weken na de datum van de in deze procedure af te geven beschikking arbeidsgeschikt is in die zin dat sprake is van een opzegverbod. Ook heeft zij nog aangevoerd dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met de door werkneemster gestelde ziekte. Dit laatste argument gaat in ieder geval niet op. Uit artikel 7:671b lid 6 en 7 BW volgt immers dat indien de werknemer ten tijde van de indiening van het op de a-grond gebaseerde ontbindingsverzoek door ziekte verhinderd is de overeengekomen arbeid te leveren, hem een beroep toekomt op het opzegverbod tijdens ziekte, ook als het verzoek geen verband houdt met die ziekte. Onder verwijzing naar de rapportages van de bedrijfsarts en verzekeringsarts, wordt geoordeeld dat voldoende vast is komen te staan dat werkneemster ten tijde van de indiening van het onderhavig verzoek ziek was, in die zin dat zij toen van het gestelde arbeidsconflict losstaande medische (rug)klachten ervoer die aan (volledige) werkhervatting in de weg stonden, en ook dat zij als gevolg van die klachten thans nog steeds niet arbeidsgeschikt is. Om die reden wordt het verzoek dan ook afgewezen.