Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 4 december 2015
ECLI:NL:RBLIM:2015:10591
werknemer/werkgever
Werknemer is met ingang van 1 augustus 2013 op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar in dienst getreden van werkgever in de functie van adjunct-directeur. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 1 augustus 2014 met een jaar verlengd. Het overeengekomen loon bedroeg laatstelijk € 5.750 bruto exclusief emolumenten. De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 31 juli 2015. Werknemer verzoekt werkgever te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, betaling van het achterstallige loon over de maand juli 2015, betaling van niet opgenomen vakantiedagen en vakantiebijslag, betaling van de tantième over het jaar 2014 en 2015, openlegging van de boekhouding betreffende de jaarrekening over het jaar 2014-2015, betaling van de bonus niet ziek, betaling van de autovergoeding en verstrekking van een bruto-/nettospecificatie op straffe van verbeurte van een dwangsom. Werkgever verzoekt tot afwijzing van alle onderdelen van het verzoek. Indien dit verweer wordt afgewezen, verzoekt werkgever om werknemer te veroordelen tot betaling van de geleden schade en buitengerechtelijke kosten.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever stelt dat het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer, zodat zij op grond van artikel 7:673 lid 7 aanhef en onderdeel c BW aan hem geen transitievergoeding verschuldigd is. Het gegeven dat werknemer een door hem gegarandeerde omzetdoelstelling bij lange na niet haalt en voor 2015 geen plan van aanpak/budget heeft opgesteld/willen opstellen is onvoldoende om tot die conclusie te komen. Het verwijt van werkgever aan het adres van werknemer is niet ernstig genoeg om dit als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten in de zin van artikel 7:673 lid 7 BW te bestempelen. Ook de verwijten dat werknemer het maximaal toegestane aantal kilometers met de leaseauto heeft overschreden, de verplichting om een kilometerregistratie bij te houden niet is nagekomen en buitensporig veel privékilometers gereden heeft nadat hij op non-actief gesteld was, zijn niet ernstig genoeg om werknemer de transitievergoeding te weigeren. Voorts kan werkgever niet met succes een beroep op artikel 7:673 lid 6 aanhef en onderdeel a BW doen aangezien er in casu geen sprake is geweest van een langere dan de wettelijke of de eerder overeengekomen opzegtermijn. Het verweer van werkgever dat werknemer gelet op aard en doel van de transitievergoeding een dergelijke vergoeding niet meer toekomt omdat hij reeds vanaf eind januari 2015 is vrijgesteld van zijn werkzaamheden en vanaf dat moment (met doorbetaling van het loon) de gelegenheid heeft gehad/gekregen om ander werk te zoeken moet eveneens verworpen worden. Het komt voor rekening en risico van werkgever dat zij, na de non-actiefstelling van werknemer, heeft afgewacht totdat de arbeidsovereenkomst met werknemer van rechtswege eindigde op 31 juli 2015. Voorts is de kantonrechter er niet van overtuigd dat werkgever niet in staat is de transitievergoeding te betalen nu het om een relatief gering bedrag van € 4.140 bruto gaat. Op grond van vorenstaande overwegingen zal werkgever veroordeeld worden tot betaling van het bedrag van € 4.140 (4/6 x € 5.750 x 1,08) aan werknemer, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 augustus 2015 tot de dag van voldoening. Omdat het er derhalve voor moet worden gehouden dat ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst er geen nog op te nemen vakantiedagen resteerden, is het door hem verzochte bedrag van € 3.468,65 niet toewijsbaar. Ook is er geen grond voor toewijzing van het door werknemer gevorderde loonbedrag en het verzochte bedrag aan vakantiebijslag. De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek tot uitbetaling van de tantième over 2015 reeds niet toewijsbaar is omdat thans het boekjaar 2015 nog niet is afgesloten. Evenmin is er een grond aanwezig om werkgever te veroordelen tot openlegging van de boekhouding betreffende de jaarrekening 2014-2015. Ook is er geen grond om aan werknemer een autovergoeding toe te kennen. Werknemer heeft wel recht op een bonusuitkering van € 1.000 bruto conform het bedrijfsreglement. Werknemer heeft in 2014 twee uur verlof heeft genomen op 20 januari om ‘bloed te prikken’. Hieruit blijkt niets van een ziekmelding door werknemer op die datum. Omdat onduidelijk is gebleven vanaf welk (eerder) moment deze bonus opeisbaar is geworden zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van het indienen van het verzoekschrift: 6 oktober 2015. Voorts wordt werkgever veroordeeld om binnen twee weken na heden een bruto-/nettospecificatie te verstrekken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250 per dag voor iedere dag dat werkgever daarmee in gebreke blijft tot een maximumbedrag van € 2.000. Het door werkgever verzochte bedrag van € 1.464,12 wegens door de leasemaatschappij opgelegde boetes is niet toewijsbaar. Ingevolge artikel 7:661 lid 1 BW is de werknemer slechts gehouden schade te vergoeden ingeval van opzet of bewuste roekeloosheid. Dat werknemer opzettelijk de maximaal toegestane hoeveelheid kilometers heeft overschreden is immers niet gebleken. Het door werkgever verzochte bedrag van € 1.289,58 is eveneens niet toewijsbaar. Blijkens de arbeidsovereenkomst is de leaseauto ook voor privégebruik aan werknemer ter beschikking gesteld, zodat het invorderen van de auto feitelijk neerkomt op een eenzijdig ingrijpen in de arbeidsvoorwaarden door werkgever. Omdat de door werkgever verzochte hoofdsommen niet toewijsbaar zijn, is er evenmin grond om de daarmee samenhangende wettelijke rente en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten toe te wijzen.