Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/kantonrechter
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 14 januari 2015
ECLI:NL:RBROT:2015:9838

werknemer/kantonrechter

Uit het enkel stellen van (kritische) vragen door de rechter aan een der procespartijen, kan niet worden opgemaakt dat de rechter vooringenomenheid koestert jegens die procespartij. Afwijzing wrakingsverzoek.

Werknemer is op staande voet ontslagen en heeft zijn werkgever gedagvaard. Er heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. De raadsman van werknemer heeft een wrakingsverzoek ingediend. Aangevoerd wordt dat werknemer op de vragen van de rechter steeds heeft aangegeven dat hij het antwoord niet wist, waarna de rechter desondanks bleef doorvragen. Aan de andere procespartij werden geen vragen gesteld. Door het handelen van de rechter is bij werknemer de indruk ontstaan dat de rechter slechts doende was zijn standpunt te falsifiëren. Op doorvragen van de rechter kon werknemer alleen onsamenhangende antwoorden geven, hetgeen gevolgen kan hebben voor de geloofwaardigheid van werknemer. Door zo te handelen heeft de rechter de geloofwaardigheid van werknemer ondergraven, waardoor bij werknemer de vrees is ontstaan dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koesterde.

De wrakingskamer oordeelt als volgt. Het behoort tot de taak van de (kanton)rechter om naar aanleiding van de stellingen van de partijen nader onderzoek te doen en zo nodig kritische vragen te stellen. Een comparitie van partijen heeft tot doel het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een schikking. De rechter kan zich hierbij actief opstellen. Uit het - tot het moment van wraking - enkel stellen van (kritische) vragen door de rechter aan een der procespartijen, kan dan ook niet worden opgemaakt dat de rechter vooringenomenheid koestert jegens die procespartij. Het gegeven dat werknemer tijdens de comparitie van partijen op de vragen van de rechter onduidelijke dan wel onvolledige antwoorden gaf, dan wel leek te geven, kan juist aanleiding voor de rechter zijn geweest om door te vragen teneinde een helder beeld te krijgen van de zaak. In dit licht bezien, geeft hetgeen werknemer naar voren heeft gebracht geen aanleiding om aan te nemen dat er zich omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens werknemer een vooringenomenheid koesterde, althans dat de bij werknemer dienaangaande bestaande vrees, objectief gerechtvaardigd was. Volgt afwijzing van het wrakingsverzoek.