Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 23 december 2015
ECLI:NL:RBOVE:2015:5771
werkneemster/TSN Thuiszorg B.V.
Op 23 april 2007 is werkneemster in dienst getreden van TSN Thuiszorg B.V. (hierna: TSN), laatstelijk in de functie van huishoudelijke hulp 1. Vanaf 19 mei 2014 is werkneemster arbeidsongeschikt wegens ziekte. Zij zit thans in het tweede ziektejaar. Ten gevolge van bezuinigingen heeft TSN een reorganisatie doorgevoerd waarbij landelijk ongeveer 300 thuiszorgmedewerkers zijn ontslagen. Ook aan werkneemster is in dat kader op 11 mei 2015 een brief toegestuurd waarin, kort samengevat, staat dat ten gevolge van bezuinigingen de arbeidsovereenkomst met werkneemster moet eindigen en dat er in dat verband een ontslagaanvraag zal worden ingediend bij het UWV. Alvorens daartoe over te gaan is aan werkneemster de mogelijkheid geboden om in onderling overleg tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Bij voornoemde brief was dan ook een beëindigingsovereenkomst gevoegd. In die overeenkomst staat onder meer dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 augustus 2015 zal eindigen. Werkneemster heeft de beëindigingsovereenkomst ondertekend. Werkneemster komt als gevolg daarvan niet in aanmerking voor een ziektewetuitkering. Werkneemster vordert, in kort geding, veroordeling van TSN tot betaling van haar salaris met ingang van 1 augustus 2015 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, de loonbetalingsachterstand vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het spoedeisend belang van werkneemster staat voldoende vast gelet op de aard van de vordering van werkneemster, te weten een loonvordering. Ter zitting is namens TSN verklaard dat voorafgaand aan de ontslagronde een informatiebijeenkomst voor het personeel heeft plaatsgevonden. Tijdens die bijeenkomst is aan zieke werknemers geadviseerd niet in te stemmen met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omdat dat kan leiden tot weigering van een eventuele ziektewetuitkering. Werkneemster heeft die bijeenkomst niet bijgewoond, maar dat kan haar in redelijkheid niet worden verweten omdat zij stelt dat zij wegens ziekte was verhinderd en het tegendeel niet aannemelijk is geworden. In de brief van 11 mei 2015 van TSN staat niet opgenomen wat de gevolgen van een beëindiging met wederzijds goedvinden kunnen zijn indien een werknemer ziek is. Er wordt in de brief niet gesproken over een ziektewetuitkering, wel over een werkloosheidsuitkering. Van werkneemster kan in redelijkheid niet worden verwacht dat zij uit zichzelf op de hoogte is van de mogelijke consequentie van een beëindiging met wederzijds goedvinden voor het recht op een ziektewetuitkering ex artikel 45 lid 1 onderdeel j Ziektewet. Uit de eisen van goed werkgeverschap volgt dat TSN werkneemster daarover behoorlijk en volledig informeert. Een en ander betekent dat werkneemster een beroep op dwaling toekomt. Indien zij had geweten dat zij mogelijk niet voor een ziektewetuitkering in aanmerking kwam, dan had zij het aanbod van TSN niet aanvaard. Dit betekent dat de beëindigingsovereenkomst namens werkneemster bij brief van 12 november 2015 met succes wegens dwaling buitengerechtelijk is vernietigd. Werkneemster is derhalve nog steeds in dienst van TSN en heeft recht op doorbetaling van haar salaris. Vernietiging van de beëindigingsovereenkomst betekent wel dat hetgeen werkneemster uit dien hoofde van TSN reeds heeft ontvangen dient te worden verrekend met hetgeen werkneemster thans toekomt. In grote lijnen betekent dit dat het salaris tot en met oktober 2015 feitelijk al is voldaan. De wettelijke verhoging, gematigd tot 10%, zal daarom worden toegewezen over het per heden en per saldo verschuldigde salaris. De wettelijke rente over het per heden achterstallige salaris plus de wettelijke verhoging wordt gemakshalve met ingang van heden toegewezen.