Rechtspraak
werknemer/Stichting Regionaal Opleidingscentrum van TwenteRechtbank Overijssel, 24 november 2015
werknemer/Stichting Regionaal Opleidingscentrum van Twente
Werknemer is als docent in dienst getreden van ROC van Twente Flex voor de periode 21 maart 2012 tot 1 januari 2013. Per 1 januari 2013 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot 31 juli 2013. In het gebouw van ROC van Twente bevindt zich een vestiging van Randstad Uitzendbureau (hierna: RUB). Werknemer is daar in dienst getreden voor de periode 26 september 2013 tot en met 31 januari 2014. Met ingang van 3 april 2014 is de arbeidsovereenkomst verlengd tot en met 18 april 2014. Per 1 april 2014 is tussen Randstad Pay Solutions (hierna: RPS) en werknemer een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen als docent bij ROC van Twente tot 31 augustus 2014. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd tot 31 augustus 2015. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen (ex art. 7:668a BW). Werknemer stelt van wel. Hij stelt dat er vier arbeidsovereenkomsten zijn gesloten met dezelfde werkgever. Volgens werknemer is niet RUB, maar ROC van Twente de feitelijke en juridische werkgever. ROC van Twente voert verweer.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vanaf 26 september 2013 zijn reeds vier opeenvolgende arbeidsovereenkomsten met werknemer gesloten. Het verweer van het ROC van Twente is er voornamelijk op gericht om te betogen dat er geen sprake is van arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen. Het ROC van Twente moet worden toegegeven dat op papier daar inderdaad geen sprake van is. Er is echter wel degelijk sprake van dezelfde werkzaamheden voor in feite dezelfde werkgever, te weten het ROC van Twente. Dat is immers de instantie waar werknemer al vanaf 2011, op welke basis dan ook, les geeft. Naar de vaste overtuiging van de kantonrechter is de tussenschakel van RPS louter en alleen gebezigd om te voorkomen dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan. De ketenregeling, zowel naar oud als nieuw recht, kent als achtergrond bescherming van de werknemer. De mogelijkheden voor de werkgever om telkens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan te gaan zijn in beide versies ingeperkt, in de WWZ nog meer dan in de oude versie van artikel 7:668a BW. Dit uitgangspunt van de wetgever in ogenschouw nemend en dit loslatend op de onderhavige casus kan toch niet worden volgehouden dat RPS als een zelfstandige werkgever moet worden aangemerkt. RPS is derhalve te vereenzelvigen met Randstand Uitzendbureau, hetgeen zou betekenen dat werknemer bij RUB moet zijn met zijn vordering. Echter ook die werkgever moet worden aangemerkt als een werkgever waar genoemd artikel op doelt. Wat dan nog resteert, is de vraag of het ROC van Twente de juiste rechtspersoon is, die veroordeeld kan worden: er is immers geen enkele arbeidsovereenkomst tussen werknemer en het ROC van Twente. Bij aanvang van de arbeidsovereenkomsten is op de arbeidsovereenkomsten telkens ingevuld de naam: ROC van Twente Flex. Deze ‘werkgever’ is een door het ROC van Twente in het leven geroepen rechtspersoon die formeel gezien als werkgever moet worden beschouwd, maar feitelijk gezien zich op geen enkele manier inhoudelijk bemoeit met de inhoud en de uitvoering van de werkzaamheden. Deze werden tot voor kort allemaal geregisseerd door het ROC van Twente, zodat de kantonrechter daaruit concludeert dat het ROC van Twente als feitelijk werkgever gehouden is de wet na te leven. Langs welke weg ook geredeneerd wordt, zowel naar oud als nieuw recht moet werknemer geacht worden voor onbepaalde tijd in dienst te zijn bij het ROC van Twente. De loonvordering wordt vanaf september 2015 toegewezen en ook de vordering tot wedertewerkstelling wordt toegewezen. Voor het toekennen van buitengerechtelijke kosten is in deze zaak geen plaats. De enkele omstandigheid dat het ROC van Twente een andere mening over dit geschil had en heeft, maakt nog niet dat zij daarom die kosten verschuldigd is: werknemer, althans zijn gemachtigde, kende het standpunt van het ROC van Twente en had die kosten niet moeten maken. Deze zijn derhalve nodeloos gemaakt en niet verhaalbaar.