Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Atlanship S.A. c.s.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 13 januari 2016
ECLI:NL:RBROT:2016:596

werknemer/Atlanship S.A. c.s.

Kroatische werknemer stelt reder en ‘vessel operator’ aansprakelijk voor letsel aan hand als gevolg van dichtklappen deur op schip. Nederlandse rechtbank onbevoegd.

Op of omstreeks 30 september 2011 is werknemer te Santos (Brazilië) aan boord gegaan van het aan IBR in eigendom toebehorende schip Orange Wave om voor een periode van vier maanden, op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst met IBR, werkzaamheden te verrichten in de functie van ‘second engineer’. Atlanship is de zogeheten ‘vessel operator’ (scheepsbeheerder) van de Orange Wave en tevens de agent van IBR. Op 3 januari 2012 is werknemer door de kapitein van de Orange Wave op staande voet ontslagen. Overeenkomstig de van toepassing zijnde ‘Condition of Employment’ mocht werknemer na het ontslag nog meevaren tot de eerstvolgende haven. Op 13 januari 2012, voor de kust van North Carolina (Verenigde Staten), heeft werknemer op de Orange Wave letsel opgelopen. Tijdens een toiletbezoek in hevig weer klapte de deur dicht op het moment dat werknemer met zijn linkerhand de deurpost vastpakte, waardoor deze klem kwam te zitten. Ten gevolge hiervan is later in een ziekenhuis in de Verenigde Staten een vinger bij hem (gedeeltelijk) geamputeerd. Werknemer stelt Atlanship en IBR aansprakelijk. Er is volgens werknemer sprake van een ‘tort of negligence’ (onrechtmatig handelen, gebaseerd op de Jones Act) omdat zij niet hebben zorg gedragen en/of maatregelen hebben getroffen aan boord, zodanig dat hij veilig naar het toilet kon. Atlanship c.s. betwisten dat de rechtbank internationaal bevoegd is.

De rechtbank oordeelt als volgt. Het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007 (hierna: EVEX 2007), is (aangezien in het onderhavige geval sprake is van een burgerlijke- of handelszaak) materieel van toepassing (art. 1 EVEX 2007). Formeel is dit verdrag van toepassing, nu Atlanship, vanwege haar statutaire zetel, (in ieder geval) woonplaats heeft in Zwitserland (zie art. 2, 3 en 60 lid 1 aanhef en onderdeel a EVEX 2007). Temporeel is dit verdrag van toepassing, nu de onderhavige zaak aanhangig is gemaakt na 1 januari 2011 (art. 63 lid 1 EVEX 2007). In het geval Atlanship ‘woonplaats’ heeft in Nederland, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht (art. 2 lid 1 EVEX 2007, hoofdbevoegdheidsregel). Dat op het Rotterdamse kantoor van Atlanship activiteiten plaatsvinden op het gebied van het technische beheer van de zeeschepen is, anders dan werknemer lijkt te menen, niet voldoende voor het aannemen van een hoofdvestiging in Rotterdam (Nederland). De rechtbank gaat er, mede gelet op schriftelijke verklaringen van (voormalig) medewerkers van het kantoor in Rotterdam, van uit dat men zich op het kantoor in Rotterdam niet bezighoudt met commerciële en economische activiteiten en dat die activiteiten worden uitgevoerd op het Zwitserse kantoor van Atlanship. Noch de statutaire zetel noch het hoofdbestuur noch de hoofdvestiging van Atlanship als bedoeld in artikel 60 EVEX 2007, bevindt zich in Nederland.

Artikel 5 onderdeel 3 EVEX 2007 biedt een alternatieve bevoegdheid ten aanzien van rechtsvorderingen die gegrond zijn op een verbintenis uit onrechtmatige daad. Het geschil tussen partijen beperkt zich in dit verband tot de vraag of de schade veroorzaakt is - het Handlungsort - in Rotterdam, zoals werknemer meent, dan wel buiten Nederland, zoals Atlanship c.s. vinden. Het enkele feit dat medewerkers van Atlanship op het kantoor te Rotterdam zich bezighouden met beheerswerkzaamheden ten aanzien van de schepen die Atlanship onder beheer heeft, leidt er niet toe dat de visie van werknemer wordt gevolgd. Artikel 5 onderdeel 3 EVEX 2007 leidt niet tot bevoegdheid van de rechtbank. Ook aan artikel 5 aanhef en onderdeel 5 EVEX 2007 (alternatieve bevoegdheidsregel inzake exploitatie van een filiaal e.d.) kan de rechtbank geen bevoegdheid ontlenen. De onderhavige zaak kent twee gedaagden; naast Atlanship is IBR gedagvaard. Het antwoord op de vraag of deze rechtbank op grond van artikel 6 onderdeel 1 EVEX 2007 bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen Atlantis hangt (in de eerste plaats) af van het antwoord op de vraag of IBR woonplaats heeft in Rotterdam. Geoordeeld wordt dat de statutaire zetel van IBR in de zin van artikel 63 lid 1 onderdeel a EEX II-Vo zich in Liberia bevindt, dat Atlanship in Nederland fungeert als ‘agent’ van IBR en dat IBR geen eigen kantoor heeft in een land waarvoor EEX II-Vo geldt of dat partij is bij EVEX 2007, zoals Nederland. Met Atlanship c.s. is de rechtbank dan ook van oordeel dat IBR geen ‘hoofdvestiging’ in Nederland heeft in de zin van artikel 63 lid 1 onderdeel c EEX II-Vo. Werknemer baseert de bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van zijn vorderingen tegen IBR eveneens op artikel 20 lid 2 EEX II-Vo. In het onderhavige geval is evenwel geen sprake van een geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, agentschap of andere vestiging van IBR in Nederland, zodat deze rechtbank ook aan deze bevoegdheidsregel geen bevoegdheid kan ontlenen. Resteert de vraag of de Nederlandse rechter, voor zover de vorderingen van werknemer tegen IBR betrekking hebben op de arbeidsovereenkomst die hij had gesloten met IBR, rechtsmacht heeft op grond van artikel 6 aanhef en onderdeel b Rv. Daarvan is (was) in dit geval geen sprake. De rechtbank is niet bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen IBR. In dit verband kan dan ook in het midden worden gelaten of deze rechtbank niet reeds onbevoegd is vanwege de arbitrageclausule in artikel 30 van de door werknemer in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst.

  • Rechters: Th. Veling
  • Advocaten: T. Bezmalinovic en M.M. van Leeuwen
  • Wetsartikelen: 1 EVEX, 5 EVEX, 6 EVEX, 63 EVEX en 6 Rv
  • Onderwerpen: Rechtsmacht
  • Trefwoorden: werkgeversaansprakelijkheid, internationaal geschil, rechtsmacht , rechterlijke bevoegdheid, hoofdvestiging en onrechtmatige daad