Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Alba Belettering B.V.
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 3 februari 2016
ECLI:NL:RBDHA:2016:761

werkneemster/Alba Belettering B.V.

Ontbindingsverzoek werkneemster toegewezen. Arbeidsrelatie ernstig verstoord, door forse druk Alba Belettering B.V. op werkneemster om in te stemmen met beëindiging met wederzijds goedvinden. Billijke vergoeding afgewezen; geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen.

Werkneemster is op 1 januari 2004 bij Alba Belettering B.V. (hierna: Alba) in dienst getreden. In juni 2015 is werkneemster en een van haar collega’s door Alba verzocht mee te werken aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, hetgeen door werkneemster is geweigerd. Na die weigering heeft de directeur van Alba te kennen gegeven dat als zij ‘nu niet tekenden zij dan allebei zijn rug op kunnen en de kanker kunnen krijgen’. Mede als gevolg van voornoemde gang van zaken heeft werkneemster zich, wegens spanningsklachten, op 29 juni 2015 ziek gemeld. Bij verzoekschrift van 15 oktober 2015 heeft Alba de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Ter zitting heeft Alba het verzoek ingetrokken. In de periode van 29 juni 2015 tot 16 november 2015 heeft werkneemster vanwege arbeidsongeschiktheid, verband houdende met spanningsklachten, niet gewerkt. Werkneemster verzoekt de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW te ontbinden onder toekenning van een vergoeding van € 20.309 bruto. Werkneemster legt aan haar verzoek ten grondslag dat door toedoen van Alba de relatie tussen partijen ernstig verstoord is geraakt. Alba heeft tevens ernstig verwijtbaar gehandeld door te trachten haar in juni 2015 te dwingen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Daarbij werd door Alba onder meer geen gelegenheid gegeven advies in te winnen over het voorstel.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Ter zitting is duidelijk geworden dat de arbeidsrelatie tussen partijen verstoord is geraakt en dat het voor werkneemster moeilijk is het werk binnen de onderneming van Alba te verrichten. De arbeidsovereenkomst wordt dan ook op verzoek van werkneemster ontbonden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, zoals door werkneemster verzocht. Gelet op artikel 7:671c lid 2 onderdeel b BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat een en ander zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de kantonrechter hier niet voor. In beginsel staat het Alba vrij werkneemster een voorstel te doen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Aannemelijk is dat op werkneemster een forse druk is uitgeoefend om met de beëindiging in te stemmen. Een en ander kan echter niet als ernstig verwijtbaar worden aangemerkt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, nadat werkneemster niet instemde met beëindiging, Alba dit gedrag niet heeft voortgezet. Getracht is de relatie te herstellen of anderszins een oplossing te bereiken door middel van mediation en nadat dit niet was gelukt een viergesprek met de gemachtigden voor te stellen. Mede op grond van het voorgaande ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan werkneemster een billijke vergoeding toe te kennen.