Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Bakkersland Wateringen BV
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 3 februari 2016
ECLI:NL:RBDHA:2016:921

werknemer/Bakkersland Wateringen BV

Werkgeefster heeft, door geluidsniveaus te overtreden en door niet voldoende maatregelen te treffen om gezondheidsschade bij haar werknemers te voorkomen, niet voldaan aan haar zorgplicht ex artikel 7:658 BW: aansprakelijkheid voor gehoorschade werknemer. Verjaring/klachtplicht.

Werknemer was in de periode van 1986 tot 11 september 2010 in dienst van Bakkersland. Sinds 2000 heeft hij diverse artsen bezocht, onder andere vanwege oorsuizen en duizeligheid. Uit een audiogram, afgenomen op 19 maart 2007 bleek dat sprake is van tinnitus, een aandoening van het akoestisch systeem. In september 2008 kwam werknemer onder behandeling van een audioloog. Werknemer heeft zich op 18 september 2008 arbeidsongeschikt gemeld. Per 12 september 2010 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen beëindigd. Bij brief van 8 september 2011 heeft het Bureau Beroepsziekten van het FNV (hierna: BBZ FNV) aan Bakkersland kenbaar gemaakt dat onderzocht werd of er sprake was van een mogelijk causaal verband tussen de arbeidsomstandigheden en de gezondheidsschade van werknemer. Bij brief van 25 november 2013 heeft een medisch adviseur aan BBZ FNV onder meer gemeld dat de gehoorbeschadiging en de tinnitus bij werknemer worden aangemerkt als een beroepsziekte. Werknemer heeft bij brief van 12 april 2012 Bakkersland aansprakelijk gesteld. Werknemer vordert onder meer Bakkersland te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 20.000 als voorschot op de (im)materiële schadevergoeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Door Bakkersland is verweer gevoerd dat de vorderingen van werknemer zijn verjaard. Ingevolge artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De verjaringstermijn begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. De brief van 12 april 2012 dient als stuitingshandeling te gelden, zodat beoordeeld moet worden of werknemer vóór 12 april 2007 daadwerkelijk bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Volgens de kantonrechter is dat niet het geval. Dat werknemer zich al in 2000 bij de huisarts meldde vanwege oorsuizen leidt er, anders dan Bakkerland meent, niet toe dat vanaf dat moment de verjaringstermijn is gaan lopen. Werknemer had immers vanaf 2000 niet alleen last van oorsuizen, maar had ook andere klachten. Werknemer hoefde er niet op bedacht te zijn dat het lawaai op het werk gehoorklachten veroorzaakte, omdat hij niet wist dat de geluidsnormen op zijn werkplek warden overschreden. Het beroep op verjaring wordt afgewezen.

Bakkersland beroept zich voorts op de schending van de klachtplicht van artikel 6:89 BW. Door werknemer is onbetwist gesteld dat hij pas in het najaar van 2011, naar aanleiding van onderzoek door BBZ FNV, te weten kwam dat de geluidsbelasting op zijn werkplek bij Bakkersland normoverschrijdend was. Hij heeft Bakkersland een halfjaar later aansprakelijk gesteld. Deze termijn wordt niet onredelijk geacht, temeer niet nu Bakkersland onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door dit tijdsverloop tussen het signaleren van het tekortschieten in de zorgplicht en de aansprakelijkstelling nadeel heeft ondervonden voor haar verweer of bewijspositie. Al met al kan worden geconcludeerd dat werknemer tijdig heeft geklaagd. Ten aanzien van de schending van artikel 7:658 BW wordt als volgt geoordeeld. Nu werknemer gedurende zijn gehele dienst was blootgesteld aan meerdere lawaaibronnen, hij bij zijn werkzaamheden geen gehoorbescherming heeft gedragen tot november 2006 en door de Arbeidsinspectie overtredingen van de toepasselijke normen zijn geconstateerd, heeft werknemer voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de gehoorschade tijdens zijn werkzaamheden voor Bakkersland heeft opgelopen. Bakkersland heeft niets gesteld waaruit blijkt dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen om gezondheidsschade bij haar werknemers te voorkomen, zodat Bakkersland niet heeft voldaan aan haar stelplicht op dit punt. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Bakkersland gehoorschade heeft opgelopen en dat Bakkersland tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht op grond van artikel 7:658 BW. De vorderingen van werknemer worden toegewezen.