Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Meandergroep Zuid-Limburg
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 8 februari 2016
ECLI:NL:RBLIM:2016:1028

werkneemster/Stichting Meandergroep Zuid-Limburg

Afwijzing vordering wedertewerkstelling. Het staat werkgever (binnen de grenzen van het goed werkgeverschap) vrij om werkneemster als allround verzorgende in te zetten in andere onderdelen van haar organisatie, zelfs indien vaststaat dat werkneemster niet heeft gedisfunctioneerd.

Werkneemster is op 1 september 2000 in dienst getreden van Meander in de functie van allround verzorgende. Sinds 1 januari 2013 heeft werkneemster die functie - tijdens de avonddiensten - op afdeling 1 GRZ van de Hamboskliniek verricht. Op 28 november 2014 heeft leidinggevende werkneemster aangesproken op het feit dat zij zorgt voor een negatieve sfeer op afdeling. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Werkneemster heeft dit verslag niet ondertekend. Werkneemster is vervolgens ingedeeld bij de dagdiensten. In augustus 2015 hebben leidinggevende en werknemer via de e-mail contact gehad over het eventueel uitlenen van werkneemster. Op 5 oktober 2015 heeft leidinggevende medegedeeld dat werkneemster wegens disfunctioneren niet meer werkzaam kon blijven op afdeling 1 GRZ. Op 26 oktober 2015 heeft werkneemster aangegeven dat zij akkoord was met (weder)tewerkstelling op de locatie Calshof. Vervolgens heeft werkneemster zich op 13 november 2015 weer ziek gemeld en heeft zij terugkeer naar afdeling 1 GRZ verzocht. Op 21 december 2015 heeft werkneemster haar werkzaamheden hervat op afdeling 5 van de Hamboskliniek. Zij heeft zich dezelfde dag ziek gemeld en heeft sindsdien niet meer gewerkt. Thans vordert werkneemster wedertewerkstelling op afdeling 1 GRZ. Meander voert gemotiveerd verweer.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Op grond van hetgeen partijen over en weer aangevoerd hebben is er onvoldoende grond om de gevorderde voorziening te treffen. Daarvoor moet hoogst aannemelijk zijn dat de bodemrechter een gelijkluidende vordering zal toewijzen, en dat is het niet. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen. Werkneemster is door haar leidinggevende op 28 november 2014 erop aangesproken dat zij zorgt voor een negatieve sfeer op afdeling 1 GRZ van de Hamboskliniek. Het feit dat werkneemster het gespreksverslag niet heeft willen ondertekenen, leidt niet tot het oordeel dat de inhoud ervan onwaar is. Er is ook een door beide partijen gewenst vervolg aan gegeven, aldus dat werkneemster enige tijd haar werkzaamheden gedurende de dagdiensten heeft verricht, zodat zij zou kunnen ervaren dat deze dermate hectisch zijn en dat daardoor werkzaamheden niet altijd afgerond kunnen worden, op grond van welke ervaring werkneemster haar kritiek wellicht zou matigen. Dat verbetering in de werkhouding en de wijze van communiceren van werkneemster noodzakelijk was om haar op de afdeling GRZ te kunnen handhaven, is hiermee aannemelijk. Ook is het aannemelijk dat de arbeidsverhouding tussen leidinggevende en werkneemster verstoord is. Dit blijkt allereerst uit de e-mailcorrespondentie. Dit blijkt voorts uit het feit dat werkneemster heeft verklaard dat zij niet meer met leidinggevende in één ruimte wil zitten. De verhouding is vervolgens verder verstoord toen aan werkneemster is medegedeeld dat zij wegens disfunctioneren niet meer werkzaam kon blijven op afdeling 1 GRZ. Het staat Meander, binnen de door normen van goed werkgeverschap getrokken grenzen, vrij om werkneemster als allround verzorgende in te zetten in andere onderdelen van haar organisatie, zelfs indien vast zou staan dat werkneemster niet heeft gedisfunctioneerd op de afdeling 1 GRZ op de Hamboskliniek. Werkneemster is immers niet aangesteld als allround verzorgende voor alleen die afdeling. Bovendien passen de aangeboden werkzaamheden binnen de functie, kennis en ervaring van werkneemster. Het enkele feit dat deze werkplekken niet haar eerste voorkeur genieten, laat onverlet dat de normen van goed werkgeverschap niet meebrengen dat Meander gehouden was werkneemster de plek van haar eerste voorkeur te gunnen. Het gegeven dat werkneemster zich na het gesprek op 5 oktober 2015 diverse malen ziek heeft gemeld, leidt ook niet tot een ander oordeel. De beslissing van Meander dat werkneemster voor het werk bij de afdeling GRZ niet (langer) geschikt is, is niet gebaseerd op de (dreigende) arbeidsongeschiktheid van werkneemster. De vordering van werkneemster wordt daarom afgewezen.

  • Advocaten: H.A.A. Berendsen en C.A.H. Lemmens
  • Wetsartikelen: 7:611 BW
  • Trefwoorden: allround verzorgende, overplaatsing, wedertewerkstelling, goed werkgeverschap, verstoorde arbeidsrelatie en disfunctioneren