Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 februari 2016
ECLI:NL:GHARL:2016:891
SNS Reaal N.V./Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), CNV Dienstenbond en De Unie c.s.
(Hoger beroep van AR 2014-0225) Drie werknemers zijn in dienst van SNS Reaal in de functie van accountmanager pensioenen, desk accountmanager respectievelijk accountmanager. Deze functies behoren tot de buitendienst. Op hun arbeidsovereenkomsten is de CAO SNS Reaal van toepassing. Cao-partijen hebben overeenstemming bereikt over versobering van de variabele beloningsregeling. Met ingang van 1 januari 2012 heeft het Reglement Variabele Beloning Buitendienst (en Desk Accountmanagement) Reaal en Zwitserleven (hierna: Reglement VB) gegolden, waarin de (van de mate van realisatie van de prestatiedoelstelling afhankelijke) variabele beloning is gemaximeerd op 35% van het totale vaste inkomen (salaris incl. vakantiegeld en dertiende maand, excl. toeslagen) van de medewerker. In artikel 13 (getiteld ‘Neerwaartse aanpassing’) van het Reglement VB is bepaald: Tot het moment van uitbetaling is de raad van bestuur bevoegd de hoogte van de variabele beloning neerwaarts aan te passen tot een passende hoogte indien ongewijzigde toekenning of uitkering van de variabele beloning niet met de financiële toestand van werkgever in haar geheel te verenigen is (zoals bedoeld in art. 12 en 14 van de Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011 (hierna: RBB)). Op 1 februari 2013 is SNS Reaal genationaliseerd. De kern van hetgeen partijen verdeeld houdt, betreft de beantwoording van de vraag waartoe artikel 13 van het Reglement VB SNS Reaal jegens de vakbonden en de betrokken buitendienstmedewerkers verplicht en van de vraag waarop de vakbonden en deze werknemers op grond van dat beding aanspraak kunnen maken. De vakbonden en de genoemde werknemers menen SNS Reaal aan de uitbetaling van de met de door hen behaalde prestatiedoelstellingen over 2012 corresponderende variabele beloning te kunnen houden, terwijl SNS Reaal stelt dat zij deze variabele beloning gelet op de financiële situatie van de groep niet hoeft uit te betalen. Indien artikel 13 van het Reglement VB buiten toepassing zou blijven, is met de totale variabele beloning van de buitendienstmedewerkers over 2012 ongeveer € 1,4 miljoen gemoeid. De kantonrechter heeft de vorderingen van de bonden grotendeels toegewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Voor de uitleg van het Reglement dient aansluiting te worden gezocht bij de CAO-norm. Naar het oordeel van het hof is het gestelde in artikel 13.4 onder 1 een aanwijzing dat in geval van staatssteun terughoudendheid geboden is. Dit betekent dat in dat geval geen excessieve variabele beloningen behoren te worden uitgekeerd. Een algeheel verbod om bij staatssteun variabele beloningen uit te betalen, kan in dit artikellid echter niet worden gelezen. In zoverre komt aan het gestelde, zoals de kantonrechter ook heeft overwogen, als grondslag voor een besluit om niet tot uitbetaling over te gaan, geen zelfstandige betekenis toe. Wel dient bij de vraag of de variabele beloningen geheel of gedeeltelijk kunnen worden uitbetaald, te worden gekeken of deze strookt met een tijdige terugbetaling van de ontvangen overheidssteun en de handhaving van een solide toetsingsvermogen, de solvabiliteitsmarge of het eigen vermogen (vgl. artikel 14 RBB). Op grond van de aangehaalde bewoordingen in artikel 13 is het hof met de bonden en anders dan de kantonrechter, van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag op welk moment moet worden beoordeeld of de solvabiliteitsmarges van de bank en de verzekeraar aan de wettelijke norm voldoen, het tijdstip van uitbetaling doorslaggevend is. Tussen partijen is niet in geschil dat op het in artikel 18 van het Reglement VB genoemde moment van uitbetaling (uiterlijk in de maand april) de solvabiliteitsmarges aan de wettelijke normen voldeden. Daarbij is niet van belang dat het voldoen aan deze normen verband hield met de kapitaalsinjectie van de Nederlandse Staat en de nationalisatie van SNS Reaal.
Artikel 7:613/6:248 BW
Het op artikel 7:613 BW gebaseerde verweer gaat niet op. SNS Reaal voert aan dat zij met het beroep op de eenzijdige wijzigingsbedingen niets meer of anders heeft gedaan dan het vereiste van artikel 13.4 lid 3 Reglement VB terzijde te schuiven/te wijzigen. Zoals hiervoor al werd overwogen, was het voeren van overleg met de bonden evenwel niet aan de orde. Ten aanzien van het beroep op het gestelde in artikel 13.4 onder 1 werd reeds overwogen dat hierin een algeheel verbod om bij staatssteun variabele beloningen uit te betalen, niet kan worden gelezen. Dat de uitbetaling niet zou stroken met een tijdige terugbetaling van de ontvangen overheidssteun of de soliditeit van het toetsingsvermogen, de solvabiliteitsmarge of het eigen vermogen ernstig zou aantasten, is onvoldoende aangetoond. Dat sprake is van een (ander) zodanig zwaarwichtig belang van SNS Reaal dat zij mocht besluiten om niet tot uitkering van de variabele beloningen over te gaan, is niet gesteld of gebleken. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de raad van bestuur van SNS Reaal, blijkens het e-mailbericht van directeur B. Janknegt, op 17 december 2012 aan de desbetreffende medewerkers heeft meegedeeld te hebben besloten niet tot korting over te gaan. Ook het beroep op artikel 6:248 BW kan SNS Reaal niet baten. Dat uitbetaling van de variabele beloningen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is door SNS Reaal onvoldoende onderbouwd. Zoals hiervoor al werd overwogen, doet de situatie dat de solvabiliteitsmarges op het moment van uitbetaling niet aan de wettelijke marges voldoen, zich niet voor. Andere feiten of omstandigheden die een beroep op artikel 6:248 BW zouden rechtvaardigen, zijn niet gesteld of gebleken.
Schadevergoeding bonden
Volgens SNS Reaal hebben de bonden geen nadere onderbouwing gegeven van hun stellingen met betrekking tot verlies van vertrouwen en prestige bij de leden, ondermijning van hun gezag en werfkracht-, geloofwaardigheid- en imagoschade. Dat de bonden schade als bedoeld in artikel 15 van de Wet COA hebben geleden, hebben zij onvoldoende aannemelijk gemaakt. In eerste aanleg is aanspraak gemaakt op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten, maar die zijn door de kantonrechter afgewezen en in hoger beroep komen de bonden hierop niet terug. Voor wat betreft vergoeding van schade, bestaande uit ander nadeel dan vermogensschade (artikel 16 Wet CAO) wijzen de bonden er in hun memorie van antwoord op dat zij zich relatief kort voor het ontstaan van dit geschil hard hebben moeten maken (1) voor een aanzienlijke versobering van de variabele beloningsregeling, (2) voor een nieuwe CAO, waarin de lonen niet werden verhoogd en (3) het feit dat de beoordelingstoeslag 2012 werd uitbetaald op de onderkant van de bandbreedte. Daarnaast hebben de bonden moeten uitleggen hoe SNS Reaal tot het bestreden besluit van 18 februari 2013 kon komen, mede in het licht van het e-mailbericht van directeur Janknegt. Al deze omstandigheden rechtvaardigen evenwel naar het oordeel van het hof geen schadevergoeding van € 10.000 per bond. Het hof zal de door SNS Reaal te betalen schadevergoeding ex aequo et bono vast stellen op € 1.000 per bond.