Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 17 maart 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:938
werknemer/Alpine Isolatie B.V.
Werknemer is op 1 juni 2015 in dienst getreden. Hij is werkzaam als productiemedewerker. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en wel tot 30 november 2015. De arbeidsovereenkomst is nadien niet voortgezet. De werknemer verzoekt werkgeefster te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 2.349,32 bruto, wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting als bedoeld in artikel 7:668 lid 1 onderdeel a BW. Werkgever voert verweer en voert aan dat werknemer zelf ontslag heeft genomen. Het gaat niet aan dat werknemer nu aanspraak maakt op een maand salaris.
De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever de aanzegverplichting niet tijdig is nagekomen. Die verplichting is immers ontstaan op 31 oktober 2015 en de werkgever heeft de werknemer niet schriftelijk uiterlijk een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst tijdig geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Uit de Kamerstukken (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, punt 6. Aanzegtermijn, p. 20) blijkt dat de werkgever de verplichting heeft om zekerheid te bieden over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Echter, in de onderhavige zaak was het voor werknemer op 4 november 2015 duidelijk, omdat hij ontslag had genomen dat door de werkgever werd aanvaard, dat de arbeidsovereenkomst per 30 november 2015 eindigde. Door deze ontslagname had werknemer zekerheid over het einde van de overeenkomst. Werkgeefster behoefde hem daarom deze zekerheid niet meer schriftelijk te bieden. De verzochte aanzegvergoeding van € 2.349,32 wordt toegewezen tot een bedrag van € 296,01.