Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Den Haag, 5 april 2016
werknemer/werkgever
Werknemer is in 2010 op basis van een uitzendovereenkomst met uitzendbeding in dienst getreden. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Uitzendkrachten van toepassing. Werkgever heeft de uitzendovereenkomst per 27 november 2015 beëindigd. Werknemer is vanaf 14 oktober 2015 arbeidsongeschikt. Onder verwijzing naar de cao stelt werknemer dat Fase C is ingetreden, waardoor sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werknemer verzoekt vernietiging van de opzegging en betaling van achterstallig loon.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ter zitting hebben partijen verklaard het erover eens te zijn dat Fase B is begonnen in week 29 van 2014. Tussen partijen is in geschil of door de overgang van Fase A naar Fase B de laatste overeenkomst in Fase A moet worden gezien als in de tijd begrensd, waarbij deze moet worden aangemerkt als overeenkomst voor bepaalde tijd eindigend op het moment van fase-overgang, waarna deze overeenkomst gelet op het bepaalde in artikel 7:668 lid 4 BW geacht moet zijn steeds voor de duur van twee weken te zijn voortgezet, zoals werknemer heeft aangevoerd en werkgever heeft bestreden.
Volgens artikel 13 lid 2 onderdeel a van de cao is de uitzendkracht werkzaam in Fase B zodra de uitzendovereenkomst na voltooiing van Fase A wordt voortgezet. Gelet op deze bepaling, gelezen in combinatie met artikel 12 lid 2 cao, brengt een redelijke uitleg van de cao mee dat bedoeld is te bepalen dat voor een uitzendkracht die uitgezonden werkzaamheden verricht gedurende een periode en in die periode de 78 wekengrens passeert, de bestaande uitzendovereenkomst van kleur verschiet: van uitzendovereenkomst met uitzendbeding wordt deze een detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd. In de tekst van de cao is geen aanknopingspunt te vinden voor het standpunt dat bij het ingaan van Fase B een geheel nieuwe uitzendovereenkomst, voor wat betreft de duur ervan, aanvangt, zoals werknemer in deze procedure betoogt. De enkele omstandigheid dat de salarisspecificaties vanaf 13 juli 2015 bij uitzendfase ‘Fase C’ vermelden maakt het voorgaande niet anders. Namens werkgever is ter zitting verklaard dat dit een fout is geweest en verder is de datum vanaf welke Fase C op de salarisspecificaties is vermeld niet te rijmen met de voorschriften uit de cao en ook niet met de stellingen van werknemer met betrekking tot het ingaan van Fase C. De stelling van werknemer dat hij werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (Fase C) wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Volgt afwijzing van de vorderingen.