Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer heeft zich jegens A , een door werkgever geëxploiteerde eenmanszaak, verbonden om in payrollverband tegen betaling werkzaamheden te verrichten als commercieel medewerker buitendienst. Op een gegeven moment ontving werknemer geen beloning voor zijn werkzaamheden. Hij heeft zich voor betaling gewend tot zowel werkgever als B B.V. (hierna: B), de onderneming die volgens de contracten de beloning zou uitbetalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen tussen werknemer en werkgever en dat B zich uit hoofde van die arbeidsovereenkomst hoofdelijk heeft verbonden tot betaling van werknemers loon. Het hof heeft de vorderingen van werknemer alsnog afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld, omdat B inmiddels het achterstallige loon had betaald. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. Het hof heeft miskend dat de regel van het door hem genoemde arrest HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437, NJ 2003/343, dat in hoger beroep in kort geding moet worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof (nog) een spoedeisend belang heeft, is toegespitst op ‘een in kort geding verlangde voorziening’ (zie r.o. 3.4 van dat arrest). Die regel ziet niet (mede) op de proceskostenveroordeling, maar alleen op de met betrekking tot het geschil van partijen verlangde voorzieningen. De appelrechter dient ook in een dergelijk geval te beslissen over de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling. Daartoe moet hij onderzoeken of de vordering die in eerste aanleg ter beoordeling voorlag terecht is toe- of afgewezen, met inachtneming van het in appel gevoerde debat en naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing in hoger beroep (afgezien van de omstandigheid dat het spoedeisend belang inmiddels is komen te vervallen) (vgl. HR 3 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1050, NJ 1993/714). Het hof had derhalve in verband met de proceskosten moeten onderzoeken of (ook) werkgever terecht bij verstek was veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en, bij bevestigende beantwoording, de proceskostenveroordeling in verzet in stand moeten laten en werkgever ook in de proceskosten van het hoger beroep moeten veroordelen.