Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever c.s.
Rechtbank Den Haag, 29 februari 2016

werknemer/werkgever c.s.

Vernietiging opzegging. Werkgever en opvolgend werkgever komen aanzegverplichting niet na. Echter, de mondelinge opzegging heeft werknemer in redelijkheid niet anders kunnen begrijpen dan gericht op het einde van de arbeidsovereenkomst, zodat een voortzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet meer aan de orde kon zijn. Geen aanzegvergoeding.

Werknemer is op 16 maart 2015 in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 15 oktober 2015. Op 2 augustus 2015 heeft werkgever de arbeidsovereenkomst per direct mondeling opgezegd wegens een verbouwing van het bedrijf en een overname in het verschiet. Werknemer verzoekt de opzegging te vernietigen (art. 7:681 BW) en verzoekt de (opvolgend) werkgever te veroordelen tot loondoorbetaling. Voorts vordert werknemer betaling van de vergoeding als bedoeld in artikel 7:668 lid 3 BW, omdat niet aan de aanzegplicht is voldaan. Werkgever en de opvolgend werkgever zijn niet ter zitting verschenen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu werknemer onweersproken heeft gesteld dat de opzegging van 2 augustus 2015 niet in overeenstemming is met artikel 7:671 BW, wordt het verzoek tot vernietiging van de opzegging toegewezen. Werknemer heeft onweersproken gesteld dat op 3 augustus 2015 de onderneming van werkgever is overgaan op de opvolgende werkgever. Werkgever en opvolgend werkgever worden hoofdelijk veroordeeld tot loondoorbetaling. Het verzoek tot betaling van de vergoeding ex artikel 7:668 lid 3 BW wordt afgewezen. De kantonrechter is met werknemer van oordeel dat werkgever en de opvolgend werkgever de aanzegverplichting van artikel 7:668 lid 1 onderdeel a BW niet zijn nagekomen. Echter, de mondelinge opzegging van 2 augustus 2015 heeft werknemer in redelijkheid niet anders kunnen begrijpen dan gericht op het einde van de arbeidsovereenkomst, zodat een voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 15 oktober 2015 niet aan de orde meer kon zijn.