Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 13 juli 2016
ECLI:NL:RBAMS:2016:4369
werknemers/SKY Netherlands B.V.
Werknemers zijn per 25 januari 2016 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij SKY Netherlands B.V. (hierna: Sky) in de functie van acteur in de (musical)productie Sky (hierna: de productie). De productie is in april 2016 in première gegaan in Amsterdam. In de arbeidsovereenkomsten staat vermeld dat de arbeidsovereenkomsten ook eerder dan de einddatum van rechtswege zullen kunnen eindigen indien en zodra de productie stopt. Bij mail van 31 mei 2016 heeft de executive producer bij Sky aan alle werknemers van Sky bericht dat de productie op 30 juni 2016 zal eindigen en dat dit voor de werknemer als Sky-medewerker betekent dat het contract met Sky op 30 juni 2016 zal eindigen. Werknemers vorderen doorbetaling van loon. Volgens Sky is de projectclausule in de arbeidsovereenkomsten niet aan te merken als een ontbindende voorwaarde maar als een projectbepaling in de zin van artikel 7:667 lid 1 BW, welke zeer gebruikelijk is in de theaterbranche.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de jurisprudentie en ook door de wetgever bij de invoering van de WWZ wordt ervan uitgegaan dat het mogelijk is dat een arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor de duur van een project. Daarbij kan de einddatum van dat project op het moment van sluiten van de overeenkomst niet op een kalendertijdstip worden vastgesteld omdat nog niet bekend is wanneer het project eindigt. Een productie waarvan niet op voorhand vaststaat hoe lang zij zal lopen, zoals de musical Sky, is aan te merken als een project. De bepaling in de arbeidsovereenkomsten van werknemers dat hun arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt als de productie stopt is op grond van het voorgaande niet zonder meer in strijd met het systeem van het ontslagstelsel. Daarbij speelt ook een rol dat de theaterbranche een uniek karakter heeft, alleen al door het feit dat het opzetten van een theaterproductie zeer risicovol is omdat meteen met een volledige cast moet worden gestart terwijl er (nog) geen zekerheid is over de omvang van de kaartverkoop. Het project, de opvoering van de musical Sky, is voldoende duidelijk omschreven. De einddatum is objectief bepaalbaar. Dat is het moment waarop de laatste voorstelling van de musical Sky is opgevoerd. De laatste voorstelling was op 30 juni 2016 zodat op grond van de bepaling in de arbeidsovereenkomsten met werknemers de einddatum is gelegen op de eerste dag na die laatste voorstelling. Ook als het project voldoende duidelijk is omschreven en de einddatum objectief bepaalbaar is kan het inroepen van de projectbepaling in strijd zijn met de strekking van de regels met betrekking tot beëindiging van arbeidsovereenkomsten. Of dat het geval is dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Volgens werknemers dient voor een rechtsgeldige projectbepaling de einddatum van het project objectief te kunnen worden vastgesteld zonder een eigen, subjectieve waardering van de omstandigheden door Sky als werkgever. Aan werknemers kan worden toegegeven dat in dit geval een besluit door de directie van Sky is genomen de productie te stoppen. Wanneer echter vast kan worden gesteld dat een redelijk handelend werkgever geen andere keus had dan de productie te stoppen dan is het feit dat het formele besluit door Sky zelf is genomen niet zonder meer een belemmering voor het inroepen van de projectbepaling. Sky heeft voldoende aangetoond dat de kaartverkoop gedurende de eerste maanden van de productie zo tegen is gevallen dat er nimmer quitte gedraaid werd en er zelfs wekelijks € 60.000 bij moest worden gefinancierd. Sky heeft onbetwist aangevoerd dat, nadat in mei werd geconstateerd dat de kaartverkoop achter bleef bij de verwachtingen, er met behulp van een samenwerking met Sanoma en SBS en het inkopen van televisiereclames is geprobeerd de kaartverkoop op gang te brengen. Kort nadat de commercials waren uitgezonden was er een geringe toename van de kaartverkoop maar in de loop van mei 2016 liep de kaartverkoop weer terug. Vanaf eind juni 2016 waren er nog minder kaarten verkocht. Omdat er geen uitzicht was op verbetering van de kaartverkoop en de externe geldschieters niet langer bereid waren wekelijks € 60.000 bij te storten had Sky in feite nog maar twee keuzes: het inroepen van de projectbepaling of een faillissement aanvragen. Wat van Sky als werkgever in het kader van goed werkgeverschap kan worden gevergd gaat niet zo ver dat bewust op faillissement moet worden aangestuurd. Ook als de positie van werknemers met een faillissement beter is dan zonder faillissement kunnen zij er geen aanspraak op maken dat Sky doelbewust op een situatie aanstuurt dat zij niet in staat is haar crediteuren, waaronder werknemers zelf, te betalen. Gelet op alle omstandigheden van het geval acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat Sky geen andere optie had dan om de productie te stoppen. Voorts is voor de beoordeling in deze zaak nog relevant dat door het stoppen van de productie er geen werk meer voor werknemers is, waardoor het belangrijkste kenmerk voor de definitie van een arbeidsovereenkomst is komen te vervallen en de arbeidsovereenkomsten in feite geheel inhoudsloos zijn geworden. In het voordeel van Sky zal nog worden meegenomen dat Sky, doordat de productie niet per direct maar pas na een maand is gestopt, in feite een aanzeg- of opzegtermijn in acht heeft genomen van een maand. De vorderingen van werknemers zullen op grond van het voorgaande worden afgewezen.