Rechtspraak
werknemer/SKNN B.V.Rechtbank Noord-Nederland, 15 juli 2016
werknemer/SKNN B.V.
Werknemer is op 24 april 2007 in dienst getreden bij SKNN BV (hierna: SKNN) in de functie van montagemedewerker. Op 1 oktober 2013 heeft hij een eenmanszaak opgericht, die zich onder meer bezighoudt met de verkoop en montage van kozijnen en deuren. SKNN heeft een ontslagvergunning gekregen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid en de arbeidsovereenkomst met werknemer opgezegd, waarna deze is beëindigd per 26 november 2015. SKNN heeft aan werknemer een transitievergoeding van 4999 euro betaald. Werknemer verzoekt onder meer SKNN te veroordelen tot betaling van het restant van de transitievergoeding van 1073 euro. SKNN voert aan dat zij de transitievergoeding alsmede het loon over de periode van 1 december 2013 tot 26 december 2013 onverschuldigd heeft betaald. SKNN vordert deze betalingen terug op grond van onverschuldigde betaling.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Aan beide voorwaarden van artikel 7:673 lid 1 BW is voldaan. Werknemer heeft dus aanspraak op een transitievergoeding. De transitievergoeding bedraagt 6072 EUR. Hierover zijn partijen het eens. Ook zijn partijen het erover eens dat er in ieder geval een bedrag van 4999 euro is betaald. In zoverre resteert een bedrag van 1073 euro. Hoewel dit bedrag voor toewijzing gereed ligt, heeft SKNN aangevoerd dat ook dit bedrag is voldaan, door middel van levering van materialen aan werknemer. Begrijpt de kantonrechter SKNN goed, dan bedoelt zij aan te geven dat het restant van de transitievergoeding door verrekening teniet is gegaan. Gegeven de betwisting daarvan door werknemer – het kozijn zou in 2014 zijn betaald, getuige een e-mailbericht – rust op SKNN derhalve de bewijslast van haar beroep op verrekening. SKNN zal toegelaten worden tot bewijslevering. Wat betreft de vorderingen in reconventie wordt als volgt overwogen. Deze verzoeken van SKNN zijn terug te voeren op haar stelling dat werknemer, in weerwil van en gedurende zijn arbeidsongeschiktheid, via zijn eenmanszaak feitelijk dezelfde werkzaamheden heeft verricht als die welke hij eerder voor SKNN verrichte. Voor zover dit in rechte mocht komen vast te staan, dan levert dit voldoende grond op om werknemer te veroordelen tot terugbetaling van de transitievergoeding en het loon in de periode van 1 december 2013 tot 26 december 2013. De transitievergoeding is immers niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. SKNN heeft zich uitdrukkelijk op dit artikellid beroepen en tevens gesteld dat indien zij eerder van de feitelijke werkzaamheden van werknemer op de hoogte zou zijn geweest, zij daarin een dringende reden zou hebben gezien voor een ontslag op staande voet. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werknemer niet, althans onvoldoende weersproken dat een werknemer die gedurende zijn arbeidsongeschiktheid nagenoeg dezelfde feitelijke werkzaamheden voor zichzelf verricht, daarmee de werkgever een dringende reden geeft voor een ontslag op staande voet. Een dergelijke reden kwalificeert eveneens als ernstig verwijtbaar handelen. Voor zover dus mocht vast komen te staan dat werknemer heeft gehandeld zoals SKNN heeft gesteld, dan is er op grond van het voorgaande geen reden (meer) voor toekenning van een transitievergoeding. Een en ander laat onverlet dat werknemer heeft betwist dat hij dezelfde werkzaamheden voor zichzelf heeft verricht. Indien en voor zover juist is dat werknemer slechts andere dan montagewerkzaamheden heeft verricht, dan levert dit niet zonder meer ernstig verwijtbaar handelen op. Het is derhalve aan SKNN om hiervan bewijs te leveren. Ook hier wordt SKNN toegelaten tot de bewijslevering van haar stelling dat werknemer ook montagewerkzaamheden heeft verricht gedurende zijn arbeidsongeschiktheid.