Naar boven ↑

Rechtspraak

Apotheek De Fenix/werkneemster
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 18 juli 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:2972

Apotheek De Fenix/werkneemster

Afwijzing ontbindingsverzoek. Onduidelijk waardoor vertrouwensbreuk zou zijn ontstaan. Werkgever heeft nagelaten om ziekmeldingen te laten onderzoeken door bedrijfsarts, zodat zij zich er niet met succes op kan beroepen dat door de ziekmeldingen en de twijfel daaromtrent een vertrouwensbreuk is ontstaan.

Werkneemster is op 16 juli 2007 in dienst getreden bij De Fenix in de functie van apothekersassistente. Zij heeft zich gedurende haar dienstverband bij De Fenix regelmatig ziek gemeld. Partijen hebben daarover verscheidene gesprekken gevoerd. De Fenix verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1 onder a BW de arbeidsovereenkomst met werkneemster onder toekenning van een transitievergoeding te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 onder g BW. Het verweer van werkneemster strekt tot afwijzing van het verzoek.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De Fenix heeft aan de verstoorde arbeidsverhouding ten grondslag gelegd dat de wijze van communiceren en de houding van werkneemster hebben geleid tot een vertrouwensbreuk. Uit de stukken blijkt niet afdoende dat met werkneemster is gesproken over haar manier van communiceren en haar houding op de werkvloer. Desgevraagd heeft De Fenix ter zitting niet goed kunnen uitleggen waardoor de vertrouwensbreuk, los van de ziekmeldingen, is ontstaan. De kantonrechter acht het daarom voorstelbaar dat voor werkneemster niet duidelijk is (geweest) waardoor de vertrouwensbreuk is ontstaan en hoe zij haar opstelling of gedrag heeft kunnen verbeteren om wel tot een voor beide partijen werkbare samenwerking te komen. Het enkele feit dat partijen tweemaal een mediationtraject hebben doorlopen, brengt op zichzelf beschouwd nog niet mee dat sprake is van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding. Voor zover De Fenix betoogt dat de arbeidsverhouding onherstelbaar is beschadigd door het frequente ziekteverzuim van werkneemster, geldt dat die grond niet aan het verzoek ten grondslag is gelegd en mag worden gelegd, tenzij vaststaat dat de ziekmeldingen onterecht waren. In verband hiermee is van belang dat De Fenix heeft erkend dat zij – behoudens de periode na het gesprek op 7 juli 2015 – nimmer de bedrijfsarts heeft ingeschakeld om te laten beoordelen of werkneemster daadwerkelijk ziek was. Indien De Fenix twijfelde aan de oprechtheid van werkneemster met betrekking tot de ziekmeldingen, dan lag het op haar weg om die ziekmeldingen te laten onderzoeken door de bedrijfsarts. Nu zij dat heeft nagelaten, kan zij zich er niet met succes op beroepen dat door de ziekmeldingen en de twijfel daaromtrent een vertrouwensbreuk is ontstaan. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen. De door werkneemster gevorderde wedertewerkstelling wordt toegewezen.