Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 juli 2016
ECLI:NL:RBAMS:2016:4967
werknemer/ABN AMRO BANK N.V.
Werknemer is sinds 20 maart 1978 in dienst van ABN AMRO en is werkzaam in de functie van Functioneel Beheerder IT NL I. In het kader van een reorganisatie bij ABN AMRO hebben partijen in december 2015 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is bepaald dat het dienstverband van werknemer per 1 april 2016 zou eindigen, een beëindigingsvergoeding zou worden betaald van € 107.643,16, een aanvullende vergoeding van € 7.223,89 en verder de gebruikelijke afwikkeling met betrekking tot niet genoten vakantiedagen enzovoort. Werknemer is lid van een voetbalteam. Ieder lid van het voetbalteam stortte iedere maand een klein bedrag op een beleggingsrekening om daarvan leuke uitstapjes te kunnen maken. Deze beleggingsrekening wordt aangehouden bij de ABN AMRO en werknemer is samen met medeteamgenoot X beheerder van en gevolmachtigd tot deze rekening. Op 30 maart 2016 is werknemer op staande voet ontslagen. Reden hiervoor is dat werknemer gedurende een lange tijd (in ieder geval vanaf 2005 tot begin 2015) meerdere malen geld van de rekening van het voetbalteam heeft overgeschreven naar zijn privérekening, met als gevolg dat hij in totaal € 13.000 verschuldigd is geraakt aan de leden van het voetbalteam. Werknemer verzoekt het ontslag op staande voet te vernietigen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet is in geschil dat werknemer (mede)bevoegd was om over de rekening te beschikken en dat hij voor de overboekingen dan ook geen misbruik heeft gemaakt van de systemen van ABN AMRO. Financieel heeft werknemer dus met zijn gedrag enkel zijn voetbalteamleden benadeeld. Verder staat vast dat werknemer reeds in 2015 aan zijn teamleden heeft opgebiecht dat hij het geld naar zijn privérekening had overgemaakt en dat hij het geld zo snel mogelijk wilde terugbetalen. De handelwijze van werknemer stond in geen verband met zijn werkzaamheden en heeft het imago van ABN AMRO niet geschaad. Dit geldt temeer nu werknemer IT-medewerker was en geen bankmedewerker in de strikte zin van het woord. Nu werknemer verder reeds 38 jaar in dienst is geweest bij ABN AMRO, in al die jaren op zijn functioneren geen aanmerkingen zijn geweest, thans 60 jaar is en is overeengekomen dat het dienstverband per 1 april 2016 in het kader van reorganisatie zou worden beëindigd, is de aard en de ernst van de onderhavige handelswijze gewogen tegen deze persoonlijke omstandigheden onvoldoende om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Daarbij is in aanmerking genomen dat ten gevolge van het ontslag op staande voet werknemer geen beëindigingsvergoeding van € 107.643,16 krijgt en geen WW-uitkering, maar aangewezen is op een bijstandsuitkering, terwijl gelet op zijn leeftijd niet voorzienbaar is dat hij op korte termijn in staat zal zijn een andere baan te vinden. Doordat reeds overeenstemming was bereikt dat de arbeidsovereenkomst op zeer korte termijn (te weten twee dagen later) zou eindigen en werknemer reeds geen werkzaamheden meer verrichtte omdat hij zijn laatste verlofdagen genoot, zou ook zonder ontslag op staande voet van ABN AMRO niet hoeven te worden gevergd om de arbeidsovereenkomst veel langer voort te laten duren, hij eindigde immers twee dagen later. Al deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, maakt dat geen sprake was van een dringende reden en dat het verzoek tot vernietiging wordt toegewezen.