Rechtspraak
werkgever/werknemerRechtbank Amsterdam, 1 augustus 2016
werkgever/werknemer
Werknemer, fiscaal advocaat, is voor bepaalde tijd in dienst getreden van werkgever, een advocatenkantoor. In de arbeidsovereenkomst is een nevenwerkzaamheden- en relatiebeding opgenomen. Verder wordt in de arbeidsovereenkomst bepaald ‘dat werknemer bij iedere overtreding hiervan een direct opeisbare boete van € 20.000 verschuldigd is, te vermeerderen met een bedrag van € 500 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt voor zover het een doorlopende overtreding is. Het voorgaande laat onverlet de gehoudenheid van werknemer tot vergoeding aan werkgever van alle schade die door het handelen van werknemer is of zal ontstaan, indien deze schade meer bedraagt dan (de som van) gemeld boetebedrag’. Feitelijk was werknemer werkzaam op partnerniveau. Het was ook de bedoeling om dit op den duur in een gelijke aandeelhoudersverhouding met de andere partners met een managementfee in plaats van een arbeidsovereenkomst tot uiting te laten komen. Voordien is echter besloten de samenwerking te beëindigen. Werkgever vordert onder meer betaling van een boete van € 260.000 omdat werknemer minimaal 13 keer het relatie- en/of nevenactiviteitenbeding heeft geschonden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde stellingen per met naam en toenaam besproken zaak, heeft werknemer steeds onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij de bedingen heeft geschonden. Geconcludeerd wordt dat werknemer 13 keer in strijd met het relatie- en/of nevenactiviteitenbeding heeft gehandeld en dat hij daarvoor telkens de in het addendum overeengekomen boete van € 20.000 verschuldigd is, te weten in totaal € 260.000. Anders dan werknemer aanvoert, zijn de onderhavige bedingen niet nietig. In het beding is bepaald dat een vordering tot schadevergoeding slechts is toegelaten voor zover de schade de boete overstijgt. Bovendien vordert werkgever ook alleen de boete en niet tevens schadevergoeding. Onder deze omstandigheden is geen sprake van strijd met artikel 7:651 lid 1 BW. Verder doet werknemer een beroep op matiging. Nu hij echter dit beroep in het geheel niet heeft toegelicht, wordt dit beroep verworpen. De gevorderde boete van € 260.000 wordt toegewezen. Werkgever heeft het gestelde recht op vakantiedagen en -toeslag van werknemer onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de door werknemer gevorderde bedragen verschuldigd zijn.