Rechtspraak
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten/Velocitas Personeelsdiensten BV c.s.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19 juli 2016
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten/Velocitas Personeelsdiensten BV c.s.
In het tussenarrest van 3 februari 2015 heeft het hof de Stichting Naleving CAO voor uitzendkrachten (hierna: SNCU) toegelaten tot het bewijs dat Velocitas Personeelsdiensten BV (hierna: Velocitas) in de onderzoeksperiode december 2009 t/m januari 2011 krachtens uitzendovereenkomsten werknemers ter beschikking heeft gesteld aan derden. Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft SNCU een groot aantal producties in het geding gebracht. Voorts heeft SNCU zes getuigen opgeroepen.
Het hof oordeelt als volgt. Relevant is wie de leiding en het toezicht op de werknemers uitoefende en kon uitoefenen. Uit verschillende getuigenverklaringen leidt het hof af dat de instructies aan het personeel van Velocitas werd gegeven door eigen personeel van Velocitas, en niet door of namens de opdrachtgevers, waaronder OPQ/Mediq. De enkele omstandigheid dat de laatste de transportvolgorde van de route van de chauffeurs bepaalde middels routelijsten, zoals uit de getuigenverklaringen blijkt, brengt dat niet mee. Immers, dat ziet slechts op de routing van de medicijnenstroom, maar niet op de inplanning en instructie van het bijbehorende personeel en auto’s. Ook de omstandigheid dat de sorteerwerkzaamheden van de medicijnen feitelijk plaatsvonden in het gebouw van Mediq is niet doorslaggevend. Immers, het is voor de hand liggend dat de medicijnen rechtstreeks van de producten Mediq afkwamen en dat het vervoer daarvan, inclusief de voorbereidende werkzaamheden waaronder het sorteren, vanaf dat adres plaatsvond. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat ter plaatse werknemers van Velocitas gestationeerd waren, die daar ook over eigen kantoorruimte beschikten, die als leidinggevenden optraden voor de werknemers van Velocitas. Ook de omstandigheid dat het personeel in een aantal gevallen kleding droeg van de opdrachtgever brengt geen instructiebevoegdheid met zich. Slotsom is dat, anders dan SNCU heeft betoogd, de leiding en toezicht over de werknemers van Velocitas die werkten voor OPQ/Mediq bij Veloticas hebben berust. De verwijzing in de akte van 31 maart 2015 brengt daarin geen wijziging. Daaruit volgt immers dat de vervoerder (Velocitas) zich moet houden aan de aanwijzingen en instructies met betrekking tot het afhalen en bestellen van goederen volgens de van OPQ/Mediq ontvangen afhaal- c.q. bestelopdrachten. Dit betreft dus slechts een beding dat zich richt op de contractspartij en ziet op aanwijzingen aan Velocitas zelf en niet rechtstreeks op haar personeel. Aldus is niet het bewijs geleverd dat Velocitas gedurende de onderzoeksperiode werknemers krachtens uitzendovereenkomsten aan derden ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast staat ook het volgende in de weg aan de vordering van SNCU. Velocitas heeft in hoger beroep aangevoerd dat Velocitas tijdens de controleperiode geen uitzendbureau in de zin van de Uitzend-cao was nu zij niet onder de werkingssfeer van de cao viel. Niet is aannemelijk gemaakt of aangetoond dat het premieplichtig loon van Velocitas voor meer dan 50% uit uitzendarbeid aan derden bestaat, aldus Velocitas. Gelet op de devolutieve werking van het hoger beroep had het op de weg van SNCU gelegen om daarop bij memorie van grieven gemotiveerd in te gaan. SNCU heeft dit nagelaten. Aldus heeft SNCU het verweer van Velocitas, dat naar het oordeel van het hof voldoende was gemotiveerd, in zoverre niet voldoende gemotiveerd en onderbouwd weerlegd waardoor zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht ten aanzien van de stelling dat de CAO Uitzendkrachten van toepassing is, omdat het premieplichtig loon van Velocitas in de betrokken periode meer dan 50% uit uitzendarbeid aan derden bestond. Daarbij heeft SNCU ook onvoldoende aangetoond dat sprake was van een relevant aantal personeelsleden met een uitzendovereenkomst. Voor Mediq was ongeveer 65% van het personeel werkzaam. Aangezien hiervoor is geoordeeld dat ten aanzien van Mediq niet sprake was van leiding en toezicht en daarmee niet sprake is van toepasselijkheid van de cao ligt het ook daarom niet voor de hand dat de voormelde drempel van 50% kan worden behaald. Niet kan worden vastgesteld dat Velocitas onder de werking van de CAO Uitzendkrachten viel.