Rechtspraak
werkneemster/werkgeefsterRechtbank Oost-Brabant, 1 september 2016
werkneemster/werkgeefster
Werkneemster is van 26 april 2013 tot 26 oktober in dienst geweest als schoonmaakmedewerkster. Zij heeft zich op 14 mei 2014 ziek gemeld. Tussen partijen is discussie ontstaan over de mate van arbeidsongeschiktheid dan wel de aangeboden werkzaamheden. In een deskundigenoordeel van het UWV van 28 oktober 2014 is vastgesteld dat de aangeboden arbeid niet passend is. Werkneemster stelt dat zij recht heeft op achterstallig loon over de periode 1 mei 2014 tot en met 25 oktober 2014 van 90% van het dagloon ter hoogte van in totaal een bedrag van € 3.090,52. Volgens werkneemster kan aan het oordeel van de bedrijfsarts niet de waarde worden toegedicht die werkgeefster daaraan toekent, aangezien dat oordeel geen recht doet aan het oordeel van de verzekeringsarts.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De verzekeringsgeneeskundige heeft eenzelfde medisch oordeel over de klachten en belastbaarheid van werkneemster als de bedrijfsarts. Door de arbeidsdeskundige wordt een daarvan afwijkende beschrijving gegeven van de belastbaarheid van werkneemster. Die is dragend voor het eindoordeel dat het aangeboden werk niet passend zou zijn. Aan het volgen van het oordeel van de deskundigen van het UWV staat in de weg dat het ogenschijnlijk tegenstrijdige opvattingen betreft tenzij de verzekeringsgeneeskundige inderdaad een nader dan wel ander oordeel heeft ingenomen. Dat blijkt echter niet uit het afgegeven schriftelijk oordeel of aanvulling daarop/wijziging daarvan. In eerste instantie is van belang om vast te stellen welk standpunt de verzekeringsgeneeskundige daadwerkelijk heeft ingenomen. Werkgeefster heeft de suggestie gedaan om gebruik te maken van de in artikel 7:629 lid 3 onderdeel c BW [red: bedoeld zal zijn artikel 7:629a lid 5 BW] geboden mogelijkheid voor de kantonrechter zich rechtstreeks te wenden tot de verzekeringsgeneeskundige van het UWV. Het is echter geen mogelijkheid dat artikel daartoe aan te wenden nu dat klaarblijkelijk is toegesneden op de vraag die in dat artikel met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid aan de orde gesteld wordt. De kantonrechter stelt werkgeefster op basis van artikel 22 Rv in de gelegenheid op dit punt navraag te doen bij het UWV en het resultaat daarvan in het geding te brengen. Volgt aanhouding van de zaak.