Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 23 november 2016
ECLI:NL:GHARL:2016:9401

werkgever/werknemer

Ontbinding op de g-grond. De uitlatingen van werknemer zijn zodanig ernstig en strijdig met wat van een apotheker verlangd mag worden dat werkgever terecht aanvoert dat dit heeft geleid tot onherstelbaar verlies van vertrouwen in de professionaliteit en integriteit van werknemer. Geen sprake van ernstige verwijtbaarheid.

Werknemer is sinds 1 april 2009 als tweede apotheker in dienst van werkgever getreden. Op 9 februari 2016 ontving werkgever van het apotheekteam van de apotheek waar werknemer op dat moment als beherend apotheker was tewerkgesteld de mededeling dat werknemer in de apotheek door de politie was aangehouden en naar het politiebureau was overgebracht. Werkgever heeft vanaf deze dag de loondoorbetaling opgeschort. Bij brief van 8 april 2016 heeft werkgever aan werknemer onder meer medegedeeld dat zij op 7 april 2016 van de regionale recherche het proces-verbaal van getuigenverhoor van X tot haar beschikking had gekregen en dat de inhoud van dat proces-verbaal voor haar grond is om werknemer met directe ingang op non-actief te stellen en hem daarmee iedere toegang tot de apotheek te ontzeggen. Werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op de e-grond, subsidiair op de g-grond. De kantonrechter heeft het verzoek van werkgever afgewezen. Tegen dit vonnis komt werkgever in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Uit het onderzoeksdossier van de recherche blijkt dat werknemer meerdere gesprekken heeft gevoerd met medeverdachte Y en ook een gesprek met de koerier A. In die gesprekken gaat het over het ‘regelen’ van medicijnen door werknemer, waarbij de medicijnen met naam worden besproken, de prijs van de medicijnen (kennelijk: op de zwarte markt), de doosjes die werknemer aan zijn gesprekspartner heeft gegeven, de risico’s voor werknemer, die expliciet stelt zijn goede baan niet kwijt te willen, het vooruitzicht van werknemer op een eigen apotheek, waar hij zelf de controle zou hebben en dan ook meer zou kunnen regelen, de risico’s voor werknemer van het terugnemen van medicijnen en ‘dat hij wel eens wat mee naar huis neemt’. Werknemer heeft tijdens de zitting in eerste aanleg en ook in hoger beroep de juistheid van de transcripties betwist. Deze betwisting was echter te algemeen en onvoldoende concreet. Er wordt aldus aan de onvoldoende toegelichte betwisting voorbijgegaan. Vooropgesteld zij dat het niet aan het hof is in deze ontslagprocedure om volledig ten gronde te beoordelen of het strafrechtelijk aan werknemer verweten handelen daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dat is aan de strafrechter. Uit het bericht van de officier van justitie van 30 september 2016 blijkt dat deze van plan is werknemer nog strafrechtelijk te vervolgen. Het hof kan hierop niet vooruitlopen. Het hof heeft ook geen kennisgenomen van wellicht nog ná 30 mei 2016 in het strafrechtelijk onderzoek vergaard materiaal en van verklaringen van anderen in dat dossier. Evenmin kan het hof kennisnemen van mogelijk van de zijde van de verdediging in de strafzaak nog aan te voeren ontlastend materiaal. Om die reden past het hof terughoudendheid bij de beoordeling van de vraag of in het kader van deze arbeidsrechtelijke procedure voldoende is komen vast te staan dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan illegale handel in medicijnen. Uit het onderzoeksverslag van de recherche komt wel het beeld naar voren dat werknemer zich heeft ingelaten met illegale medicijnenhandel. Met de inhoud van dit verslag staat daadwerkelijke betrokkenheid van werknemer bij illegale medicijnenhandel echter nog niet vast, en daarmee is er een onvoldoende solide basis om tot de conclusie te komen dat werknemer zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat werknemer medicijnen uit de apotheek heeft verduisterd, staat evenmin vast. Bij intern onderzoek heeft werkgever geen medicijnen gemist. Bij huiszoeking in de woning van werknemer zijn weliswaar enkele medicijnen aangetroffen, maar werknemer heeft voor de aanwezigheid daarvan een verklaring gegeven die juist kan zijn. Het hof is daarom mét de kantonrechter van oordeel dat de ontbinding niet op de e-grond kan worden toegewezen. Het hof acht de ontbinding echter wel op de g-grond toewijsbaar. De transcripties doen minst genomen het vermoeden rijzen dat werknemer het niet zo nauw neemt met zijn beroepsnormen als apotheker. Werknemer heeft aangevoerd dat hij feitelijk niet aan illegale medicijnenhandel heeft meegewerkt. Dan blijft echter nog steeds staan dat hij deze gesprekken heeft gevoerd. De uitlatingen van werknemer, waarmee hij de suggestie wekt te willen voldoen aan de vraag van zijn gesprekspartner, zijn zodanig ernstig en strijdig met wat van een apotheker verlangd mag worden dat werkgever terecht aanvoert dat dit heeft geleid tot onherstelbaar verlies van vertrouwen in de professionaliteit en integriteit van werknemer, en daarmee van een verstoorde arbeidsverhouding van dien aard dat van haar niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat die gesprekken in de privésfeer zijn gevoerd maakt dit niet anders. Werkgever heeft nu eenmaal van die gesprekken kennis genomen en deze hebben al haar vertrouwen in werknemer doen verdwijnen. Of werkgever daadwerkelijk schade heeft geleden doet evenmin ter zake. Werkgever moet erop kunnen vertrouwen dat de bij haar in dienst zijnde apothekers zich niet zullen inlaten met dergelijke opzettelijke, flagrante en strafrechtelijk gesanctioneerde schendingen van hun beroepsnormen. Dat vertrouwen is door die gespreksverslagen onherstelbaar beschadigd. Uit het voorgaande volgt dat herplaatsing niet in de rede ligt. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is dan ook ten onrechte afgewezen. Met de enkele verdenking is echter de lat voor ernstige verwijtbaarheid nog niet bereikt. Werkgever is dan ook de transitievergoeding verschuldigd.